Verhalen met betrekking tot Sprundel

Een verdwenen huis op de Berk.

Uit het Jaarboek 1999. Door Ad Heeren

Wanneer men de oudste kadasterkaarten van Sprundel bekijkt met daarop de situatie van 1830, dan ziet men dat er in de afgelopen 170 jaar in Sprundel wel heel veel is veranderd. Dit geld trouwens niet alleen voor Sprundel, maar ook voor alle andere dorpen en steden. Vele akkers en weilanden die nabij de huidige St.Janstraat lagen zijn later bebouwd, vooral na de Tweede Wereldoorlog zijn op deze akkers en weilanden nieuwe woonwijken verrezen. Ook zijn er veel oude landweggetjes verdwenen die met stippellijntjes op de kaarten waren aangegeven. En ook de ruilverkaveling heeft er sinds kort voor gezorgd dat er vele, soms eeuwenoude perceelsgrenzen en waterlopen zijn verdwenen. Veel akkers en weilanden waren toen meestal begrensd door een houtwal, waarvan het hout na een bepaalde tijd werd gekapt om voor vele andere doeleinden te worden gebruikt. Het viel mij op, bij het bekijken van die oude kaarten dat er vooral in het buitengebied van Sprundel, op sommige plaatsen huizen stonden die later zijn gesloopt en niet meer terug zijn opgebouwd. Als je zoiets ziet word je natuurlijk nieuwsgierig en wil je graag weten wie er gewoond heeft en wanneer dat huis gesloopt is. Het huis dat ik in deze aflevering zal behandelen stond, zoals u op het kaartje kunt zien in de bocht van de Berkstraat, waar vroeger het schoolpaadje uitkwam. Het perceel stond in 1830 bij het kadaster bekend als sectie F no. 282, huis, schuur en erf met een oppervlakte van 3 aren en 21 ca. met als eigenaar de weduwe van Marijn Vorsselmans. Deze was ook eigenaar van de percelen F no. 283 moestuin 3 aren en 45 ca. en F. no. 284 bouwland  52 aren en 50 ca.  Na enig speurwerk in het gemeentearchief  van Rucphen kwam ik er achter wie deze weduwe was. Haar naam was Johanna van Beek (1777-1857), mutsenwasser te Sprundel, dochter van Jacobus van Beek en Johanna Hendrikx. Zij was op 20 mei 1798 te Etten getrouwd met Marijn Vorsselmans (1760-1824). Marijn was eveneens geboren te Sprundel en was een zoon van Pieter Vorsselmans en Cornelia van de Sande. Het gezin Vorsselmans woonde midden in het dorp Sprundel ter hoogte van het huidige St.Janshof. Hun huis stond achter café “de oude ark”. Dit café was eigendom van de ouders van Johanna van Beek. Het huis op den Berk had Johanna van Beek voor ƒ 470 gekocht van Petronella van Oers, weduwe van Pieter de Rooij, werkvrouw te Sprundel, waarvan de akte van verkoop 19 januari 1826 is opgemaakt door notaris Willem van Wely residerende te Roosendaal. Hun dochter Cornelia Vorsselmans geboren in 1798 trouwde 11 mei 1828 te Rucphen met Francus Peemen, van beroep bouwknecht geboren in 1801 te Hoeven, zoon van Hendrik Peemen overleden te Etten in 1826 en Cornelia Alewijns overleden te Hoeven in 1806. Uit dit huwelijk werden 7 kinderen te Sprundel geboren, waarvan er drie op zeer jeugdige leeftijd zijn overleden.

 

Henrica,  geboren 1 mei 1829, overleden 11 november 1842,

Maria, geboren 23 maart 1830

Cornelis, geboren 2 juli 1832, overleden 16  januari 1836,

Petrus,  geboren 15 mei 1834

Cornelis, geboren 6 april 1836, overleden 21 mei 1838,

Johannes, geboren 16 april 1838

Johanna, geboren 29 juli 1840

 

In 1844 werden Francus Peemen en Cornelia Vorsselmans eigenaar van het huis op den Berk waarvan de akte is opgemaakt door Notaris van Vught uit Roosendaal op 23 augustus 1844. Ze zijn hier hun verdere leven blijven wonen. Cornelia Vorsselmans is 13 juli 1865 te Sprundel  op 66 jarige leeftijd overleden. Haar man Francus Peemen was 77 jaar oud toen hij op 16 juli 1879 overleed.

Hun zoon Petrus Peemen, landbouwer in Sprundel,  trad op 8 februari 1879 te Rucphen in het huwelijk met Maria Catharina Hendrikx, zij was de 26 jarige dochter van Jacobus Hendrikx  en Johanna van Meer († 6 juni 1852).

Uit dit huwelijk werden 3 kinderen geboren.

Anna Cornelia, geboren  17 januari 1880, overleden  30 juli 1889

Johanna Francisca, geboren  5  augustus 1882

Petronella Cornelia, geboren  20 december 1885

 

Op verzoek van de erfgenamen van Francis Peemen en Cornelia Vorsselmans werd door notaris van der Ven uit Etten op 14 augustus 1879 een staat van de inventaris opgemaakt van alle huisraad en spullen die in het huis aanwezig waren, met de geschatte waarde daarvan. De verkoop daarvan was 2 oktober 1879 waarover zo dadelijk meer. Eerst was op 29 september 1879 de publieke verkoop van de onroerende goederen in café “ de drie Zwaantjes” van Dingeman de Weert door notaris Van der Ven uit Etten.

 

Deze bestond uit:

1e koop: Een huis met erf moestuin en bouwland gestaan en gelegen op den Berk te Sprundel sectie F 282, F 283, F 284 en F 298 tesamen 1 ha, 34 a. en 56 ca.

2e koop: Een perceel bouwland in de Noordstraat sectie F 97, 30 a. en 10 ca.

3e koop: 2 percelen bouwland, gelegen in de Prinsenhoef sectie F 205 en 207 tesamen 80 a. en 50 ca.

4e koop:  2 percelen bouwland in Prinsenhoef sectie F 227 en 228 tesamen 1 ha., 28 a. en 60 ca.

5e koop:  2 percelen weiland in Prinsenhoef sectie F 232 en 233 tesamen 90 a. en 60 ca.

6e koop:  Een perceel heide in Zurendonk sectie H 167 groot 1 ha., 52 a. en 90 ca.

7e koop:  Onder Zundert, een perceel heide sectie H 94 en 95 tesamen 53 a. en 10 ca.

8e koop:  Onder Zundert, een perceel heide sectie H 87 groot 44 a. en 70 ca.    

 

De 1e koop werd gekocht door Hubertus de Weert, landbouwer te Sprundel voor ƒ 2120.

De 2e koop door Petrus Poldermans, arbeider te Sprundel voor ƒ 180.

De 3e koop door Petrus Peemen voor ƒ 600.

De 4e koop door Petrus Peemen voor ƒ 1090.

De 5e koop door Marijn van de Sande, landbouwer te Sprundel voor ƒ 790.

De 6e koop door Petrus Peemen voor ƒ 61.

De 7e koop door Cornelis Jongmans, landbouwer te Sprundel voor ƒ 40.

De 8e koop door Johannes de Visser, voerman en winkelier te Sprundel voor ƒ 40.

 

Na deze verkoop werd dus Hubertus de Weert eigenaar van sectie F 282-283 en 284. Hubertus was getrouwd met Wilhelmina de Regt die een zuster was van Cornelis de Regt, burgemeester van Rucphen van 1894 tot 1910. Petrus Peemen heeft toen met zijn gezin nog enkele jaren in het huis gewoond dat volgens het kadaster in 1882 is gesloopt. Sectie F 282, 283 en 284 werden toen één perceel weiland met een oppervlakte van 59 a. en 16 ca. en werd  sectie no. F 1460. Zoals gezegd was op 1 oktober 1879 de verkoop van de roerende goederen ten sterfhuize van Francus Peemen.

 

 

Deze bestond uit:   gekocht door:   voor:

 

2 schoppen,                                   Petrus Peemen            ƒ 1,20

1 schop                                         Johannes Peemen        ƒ 0,50

riek en schop                                Lambertus Gelijns      ƒ 2,30  (uit Etten)

vorken                                          Petrus Peemen           ƒ 3,25

zicht, pik, haargetouw en zijs         Petrus Peemen           ƒ 5,40

vlegels en gaffels                          Petrus Luijks             ƒ 0,90

een keteltje                                  Petrus Luijks             ƒ 0,50

asbak, rijf en ladder                     Petrus Peemen            ƒ 1,45

schalen, balans, bijl en kapmessen  Petrus Peemen            ƒ 3,50

koekepan en braadpan                  Petrus Peemen             ƒ 1,60

een kruik                                     Cornelis Jongmans      ƒ 0,60

kruik , maat, zakken en rek           Cornelis Jongmans      ƒ 5,80

2 zakken                                     Cornelis Jongmans       ƒ 1,50

zak en mand                                Jacobus van Gastel      ƒ 1,00

ijzeren potten                             Petrus Peemen             ƒ 1,90

koperen ketel                             Johannes Peemen        ƒ 17,50

ijzeren pot                                 Petrus Peemen              ƒ 1,35

borden                                      Jacobus de Rond          ƒ 0,60

emmers                                      Petrus van den Broek    ƒ 1,30

koebak                                      Petrus van den Broek    ƒ 2,80

zeven en emmer                          Petrus Peemen               ƒ 4,10

kafmolen                                    Petrus Peemen              ƒ 4,20

baktrog                                     Petrus Peemen              ƒ 2,70

kemp en kopjes                           Cornelis Jongmans       ƒ 0,45

kippen                                       Dingeman Buurstede     ƒ 3,75

kippen en haan                           Jacobus van Nispen      ƒ 3,00

kippen                                       Petrus Peemen              ƒ 2,50

kloek met jongen                        Adrianus Mies              ƒ 2,20

koffiemolen met koffieketel       Petrus Peemen               ƒ 2,40

3 kommen                                  Lambregt Gelijns          ƒ 2,45

lamp, tang en vuurlepel               Petrus Peemen              ƒ 3,00

bedgordijnen                             Cornelis Jongmans        ƒ 0,50

tafel en stoelen                         Petrus Peemen               ƒ 4,20

stoelen                                     Christiaan de Regt         ƒ 2,20

huisklok                                    Petrus Peemen               ƒ 3,10

bed                                          Jacobus van Gastel      ƒ 10,00

bureau                                     Dingeman Buurstede     ƒ 12,75

kast                                         Lambregt Gelijns         ƒ 12,00

spiegeltje                                 Petrus Peemen               ƒ 0,15

koe                                          Cornelis Jongmans      ƒ 116,00

koe                                          Petrus Peemen            ƒ 131,00

vaars                                       Willem Mathijssen      ƒ 60,00

varken                                     Petrus Peemen             ƒ 31,00

hooi                                         Petrus Peemen              ƒ 17,10

hooi                                         Cornelis Ros                ƒ 10,60

hooi                                        Waltherus van Rijen       ƒ 4,00 (molenaar)

hooi                                        Cornelis Jongmans         ƒ 3,60

stro                                       Petrus Peemen                ƒ 0,25

kar                                        Adianus de Rooij          ƒ 20,50

ploeg                                      Hendrik Kerstens         ƒ 15,00

slede                                      Lambregt Gelijns           ƒ 3,90

egge                                       Lambregt Gelijns           ƒ 2,20

hout                                       Cornelis Jongmans          ƒ 0,50

hout en mutsaard                     Petrus Peemen                ƒ 9,40

hout en mutsaard                     Jacobus van Gastel        ƒ 3,30
hout en mutsaard                    Adriaan Timmermans       ƒ 3,30

hout en mutsaard                    Ferdinand Verlaar          ƒ 3,70

mutsaard                               Cornelis van Meer           ƒ 3,50 (uit Leur)    

mutsaard                               Jan Vissers                    ƒ 6,00 (uit Hoeven)    

mutsaard                               Jacobus van Gastel         ƒ 2,00

mutsaard en masthout             Petrus Peemen                 ƒ 6,50

masthout                               Jan Tak                          ƒ 3,60

bonen en staken                     Petrus Peemen                  ƒ 1,00

stalmest                                Cornelis Jordaans          ƒ 10,00

mest aan ashoop en varkensmest Petrus Peemen             ƒ 18,50

secreet                                 Cornelis Jordaans           ƒ 0,40

gordijntjes                            Petrus Peemen                 ƒ 0,40

hout                                     Jan Tak                           ƒ 1,10

een appelboom                      Cornelis Tak                    ƒ 5,00 (stoeldraaier)   een kriekenboom                  Jan Tak                           ƒ 2,40

een kastanjeboom                 Bart v/d Maagdenberg       ƒ 1,10

een eikenboom                     Petrus van Vlimmeren       ƒ 35,00 (wagenmaker)    peegroen                             Diel van Oorschot             ƒ 2,00

spurrie                               Diel van Oorschot             ƒ 0,50

knolgroen                           Petrus Peemen                    ƒ 6,20

 

Petrus Peemen is 8 september 1888 te Sprundel overleden. Zijn vrouw Maria Catharina Hendrikx is 19 oktober 1889 te Rucphen hertrouwd met Hubertus Bakx, 38 jaar, van beroep houtzager, geboren te Prinsenhage  en wonende te Etten. Dit gezin is in 1895 verhuisd naar Prinsenhage. Op 1 mei 1892 overleed Wilhelmina de Regt, de vrouw van Hubertus de Weert. Hubertus liet op 14 mei 1892 bij notaris Wenning te Roosendaal zijn testament opmaken. Hij benoemde hierbij zijn zwager Cornelis de Regt (burgemeester), als erfgenaam van zijn onroerende goederen gelegen in de gemeenten Rucphen, Zundert, Etten-Leur en Hoeven wat bij elkaar ruim 15 ha. grond was. Hierbij behoorde natuurlijk ook sectie F 1460 te Sprundel, wat voorheen F 282-283 en 284 was. Burgemeester de Regt is 14 november 1910 overleden. Als volgende eigenaar van F 1460 wordt dan door het kadaster Cornelis Arnoldus Johannes Luykx, R.K. priester te Halsteren vermeld, die een kleinzoon was van Burgemeester de Regt, deze heeft het nog verhuurd aan Marijn Ros van den Berk. Cornelis Luykx is 26 oktober 1986 overleden. Door diens erfgenamen zijn toen op 29 maart 1988 de percelen F 1460 en 298 verkocht aan de gebroeders Clarijs, wonende aan de Vorenseindseweg te Sprundel. Sinds de ruilverkaveling zijn deze percelen eigendom geworden van de familie Vanlaerhoven uit de Berkstraat. Geen enkele Sprundelaar van tegenwoordig kan nog weten dat hier bij de bocht in de Berkstraat ooit een huis gestaan heeft. Alleen wat losse stenen van de oude waterput, die in de grond zijn blijven zitten en die soms nog worden boven geploegd, herinneren ons nog aan dit, reeds lang verdwenen huis op den Berk.

 

 

Bronnen:

  1. Kadastraal leggers gemeente Rucphen.
  2. Registers van bevolking en burgelijke stand gemeente Rucphen.
  3. Notariëële archieven van Etten-Leur en Roosendaal

 

Ad Heeren

Een sterke vrouw aan het roer.

Op haar boerderij in de Akkers overleed op 23 april 1835, Maria Huybrechtsen-Frijters; op een voor die tijd gezegende leeftijd van 79 jaar. Maar behalve haar hoge ouderdom heeft zij in haar leven niet veel zegen gekend. Driemaal weduwe, was zij achtereenvolgens gehuwd geweest met: Jan Cornelissen  Tak, daarna met Jan Christiaansen Vissenberg en tenslotte met Dielis van Zundert. In totaal had zij uit haar drie huwelijken  elf kinderen, waarvan vier jong zijn gestorven en een voorgoed vermist, waarschijnlijk gesneuveld. Maria werd gedoopt te Sprundel op 8 februari 1756 als dochter van Hubertus Willems Frijters en Jacoba Marijnissen de Weert, die op het Vorenseinde een goedlopende boerderij hadden. Ook in het sociale en parochie wezen, waren haar ouders en grootouders erkende figuren. Op 21-jarige leeftijd huwde Maria met Jan Cornelissen Tak, en gingen op een boerderijtje in de Akkers te Sprundel wonen. Vijf jaar later, nog voor hun derde kind werd geboren overleed haar man op 40-jarige leeftijd, op 26 juni 1782. Een paar maanden daarna werd hun zoon Joannes geboren en gedoopt op 8 september 1782. Een moeilijke periode voor de weduwe met haar kleine kinderen, een boerderijtje en midden in de zomer, de oogsttijd. Naast het werk van alle dag op de boerderij, moesten er nog allerlei formaliteiten worden geregeld. Voor de weduwe en haar jonge kinderen moet allereerst een voogd worden aangesteld. Antonius Cornelissen Tak, een broer van haar overleden man werd bereid gevonden voor die taak. Om de rechten van moeder en kinderen veilig te stellen moest op een zo kort mogelijke termijn een inventaris of boedelbeschrijving worden opgemaakt. Dit gebeurde op 10 september 1783, zoon Petrus was toen ook al overleden. Om een idee te geven van zo’n bedrijfje in die jaren, laten we hier een gedeelte van de boedelbeschrijving volgen, zoals getaxeerd door Dingeman de Weert en Adriaan Cas:

Een leunstoel met zes andere stoelen ……………   2 gulden, 10 stuivers

Een wieg met toebehoren met een kakstoel ….….   2 gulden

Een pluimenbed, hoofdpeluw, vier kussens, een

   wollen deken en een paar lakens………………… 18 gulden

Vijf vrouwenrokken ……………………………..  24 gulden

Een bruine mansrok, een zwarte carmisool

   en broek …………………………………………  24 gulden

Een mandje met tien vrouwenmutsen,

   twee witte neusdoeken en een witte das…………  12 gulden

Het goud en het zilver……………………………  38 gulden

 

In de stal:

Een zwarte blare koe……………………………. 40 gulden

Een grijze koe…………………………………… 30 gulden

 

In de schuur:

De haver en de erwten.……..…………………… 17 gulden

Het koren……………………………………….. 49 gulden

Het stro…………………………………………. 23 gulden

De boekweit……………………………………… 20 gulden

 

De totale inboedel had een waarde van 491 gulden;  de schuld daar tegenover bedroeg 65 gulden en 10 stuivers. De cijfers vergelijkend had het echtpaar waarschijnlijk spaarzaam geleefd. Bij de voogdijbenoeming had Maria beloofd om haar kinderen naar school te sturen om een behoorlijk vak te leren. Tevens werd bepaald dat Maria haar twee overgebleven kinderen op 25 jarige leeftijd, of als zij in het huwelijk zouden treden, voor hun vaderlijk deel, 50 gulden  zou meegeven. Ook werd het zilver, wat vader had toebehoord, te weten zilveren schoen- en broekgespen, en 31 zilveren hemdsknopen (!!) toebedeeld aan de twee kinderen. Dit alles werd vastgelegd voor de schepenbank van Vorenseinde op 10 september 1783.

 

Het tweede  huwelijk van Maria.

 

In een tijd zonder enige sociale voorzieningen kon een weduwe met een paar kleine kinderen onmogelijk rondkomen. Bovendien kon een sterke mannenhand op een boerderij niet gemist worden. Dus hertrouwde Maria op 13 september 1783 met Johannes Christiaansen Vissenberg. Zij bleven wonen op de boerderij in de Akkers, en kregen 7 kinderen. Tijdens haar tweede huwelijk ging het met de boerderij niet slecht, behalve datgene wat Johannes Vissenberg bij het huwelijk had ingebracht, erfde Maria van haar ouders enkele flinke stukken grond,; na de dood van Huybrecht Frijters en Jacoba de Weert, werden op 7 juli 1794 hun bezittingen onder de kinderen verdeeld, en kreeg Maria:

 

  1. Een perceel zaailand, genaamd Den Joris, 3 gemeten.
  2. Twee gemeten bos bij het Moerven aan de Scherpenberg.
  3. Twee gemeten en 150 roeden land, genaamd: De Groote Westvlaanderen en
  4. De voorste helft van De Streek, 400 roeden.

 

Maar ook tegenslagen bleven haar niet gespaard. Het oudste kind uit haar eerste huwelijk: Cornelia, overleed op jonge leeftijd. Zodat alleen zoon Jan uit het eerste huwelijk nog overbleef.  Op 10 april 1797, maakte Johannes Vissenberg zijn testament en benoemde zijn vrouw Maria als enige erfgename. Er werd in bepaald dat, mocht Johannes te komen overlijden, Maria de kinderen als ze 25 jaar oud zouden zijn, ieder 100 gulden zou uitkeren als hun vaderlijk erfdeel. Maria benoemde haar voorzoon Jan Jansen Tak, en haar man Johannes Vissenberg met de kinderen, als gezamenlijke erfgenamen, ieder voor een gelijk deel, mocht zij komen te overlijden. Op dezelfde datum maakte ook de enige overgebleven zoon uit het eerste huwelijk, Jan Jansen Tak, die toen nog pas 15 jaar oud was, zijn testament, en benoemde zijn moeder als enige erfgename. Johannes Christiaansen Vissenberg overleed nog in diezelfde maand april 1797. Weer was Maria in verwachting, nu van het zevende kind van Johannes Vissenberg. Het werd een dochter, Joanna Vissenberg, die op 30 oktober 1797 in Sprundel werd gedoopt.

 

Het derde huwelijk van Maria

 

Van haar acht kinderen, was Johannes uit het eerste huwelijk, de oudste en pas 15 jaar. Hij gold toen misschien al wel voor een volle werkkracht, maar toch zeker nog niet in staat om een flinke boerderij te leiden. Dus was Maria, 43 jaar oud, wel gedwongen een derde huwelijk aan te gaan. Op 30 juni 1799 trouwde Maria met Dielis van Zundert, die 16 jaar jonger was dan zij. Zij bleven op dezelfde boerderij, die stond in de flauwe S-bocht van het Akkerstraatje. Uit dit derde huwelijk werd nog een dochter geboren: Jacoba, die op 25 januari 1801 in Sprundel werd gedoopt.

 

Ondertussen was Nederland een provincie van Frankrijk geworden; Napoleon had heel Europa onder de voet gelopen. Zelfs in de kleinste dorpen werden jonge mannen opgeroepen voor het leger. Maria’s zoon uit het tweede huwelijk: Christiaan Vissenberg, gedoopt op 7 februari 1791, werd op 20 oktober 1811 opgeroepen en ingedeeld bij het vierde regiment, achtste compagnie lansiers (de met lans gewapende cavalerie). Het jaar daarop 1812, stuurde Napoleon een leger van 400.000 man, waarbij ook Christiaan, naar Rusland. Na de slag om Moskou, en de verschrikkelijke terugtocht over de Berezina, keerden slechts 20.000 man terug. Met de vermisten kan van alles gebeurd zijn: 380.000 man ondergedoken, gesneuveld, verhongerd, bevroren, verdronken of krijgsgevangen gemaakt.  Wat er met Christiaan is gebeurd heeft men nooit kunnen achterhalen. En zover na te gaan heeft de familie nooit enig bericht daarover ontvangen. Men beschouwde hem als overleden, want hij werd nooit meer genoemd in latere boedelverdelingen. Op 10 januari 1815, het jaar van de slag bij Waterloo, laat de Burgermeester van Rucphen navraag doen bij de commissaris van het arrondissement te Breda omtrent de zes vermiste jongemannen uit de gemeente waaronder Christiaan. De Burgermeester vermoedde dat de jongens krijgsgevangenen waren gemaakt in Rusland.

 

Op 6 februari 1815 kwam Notaris Petrus van Vught, uit Roosendaal naar Sprundel voor het opmaken van een testament van Maria Frijters, die ziek te bed lag. Al haar roerende en onroerende goederen liet zij na aan haar kinderen uit het eerste, tweede en derde huwelijk. Haar man Dielis van Zundert kreeg enkel het vruchtgebruik zolang hij zou leven. Dochter Joanna kreeg de jaarlijkse rente van driehonderd gulden, haar leven lang, of tot zij in het huwelijk zou treden. Als voogd over de twee nog minderjarige kinderen Catharina (bedoeld was Henrica), en Joanna, werd haar zoon Joannes Tak aangesteld. Wegens zwakheid kon Maria de akte niet ondertekenen. Toch herstelde Maria van haar ziekte en zou nog twintig jaar leven. Notaris Petrus van Vught kwam op 21 januari 1823 wederom aan huis bij de familie. Deze keer was Dielis van Zundert ziek en wilde een testament laten maken. Maria werd algehele erfgename en dochter Jacoba kreeg een deel van de roerende goederen. Dielis overleed op 7 februari 1823. Dochter Jacoba verkocht op 26 september 1823 haar deel van de roerende goederen aan haar moeder voor 200 gulden. In het gelijktijdige testament van Jacoba van Zundert  en Joanna Vissenberg, werd hun moeder Maria Frijters hun enige erfgename. Deze testamenten werden opgemaakt in de herberg van Cornelis Jansen Commissaris.

 

Maria’s laatste levensjaren.  

 

Maria woonde met haar dochters Joanna en Jacoba op de boerderij nummer 112; ook de boerderij nummer 113, daar tegenover gelegen was haar eigendom. Met een notariële akte van 2 november 1825, opgemaakt ten huize van Maria Frijters, kreeg dochter Maria Vissenberg, die was gehuwd met Adriaan van Meer, het volgende eigendom:

 

……” eene stede bestaande in huisinge, schuure en de verdere timmeragie; met werf,hof, boomgaart, dries en huisakker, gelegen in de Akkers (sectie F.620 en 622) .Tevens enkele percelen grond, o.a. Het Koeybos, Overdijke weyde, De grote Westvlaanderen, en het derde part van het schaarbos genaamd het Zwanenbosch……”.

 

De nieuwe eigenaars Adriaan van Meer en zijn vrouw Maria Vissenberg bleven in Etten wonen, en lieten de boerderij bewonen en bewerken door Cornelis van de Riet en Henrica Vissenberg. De zoon van de eigenaars, Adriaan, nam later de boerderij over en ging daar ook wonen. Joannes Tak en zijn vrouw Adriana Sagers woonden in bij Cornelis van de Riet en Henrica Vissenberg. Maria Frijters ging met haar dochter Joanna wonen op de andere boerderij. Dochter Jacoba van Zundert trouwde op 5 februari 1826 met Cornelis Cas, en hadden een boerderij op het Vorenseinde.

Op 14 december 1827 maakte Maria Frijters opnieuw een testament. Deze keer kwam Notaris Gerardus Adr. Backx bij haar aan huis. Hierbij schonk zij haar andere boerderij aan haar zoon Joannes Tak. Deze boerderij (sectie F. 613-614-615) was groot 1 bunder, 70 roeden en 31 ellen. Dochter Joanna kreeg evenals dochter Jacoba enkele percelen grond. En de rest van de nalatenschap mochten al de kinderen onderhands verdelen na het overlijden van Maria. Maria was toen nog goed gezond en zij ondertekende de akte duidelijk met haar naam. De laatste jaren woonde zij in bij haar zoon Joannes en diens vrouw Adriana, die geen kinderen hadden. Ook haar dochter Joanna woonde hierbij in. Maria overleed op 23 april 1835; en haar kinderen gingen op 14 augustus 1835 over tot een publieke verkoping van haar onroerende goederen. Totaal werd er verkocht voor 101 gulden en 45 cent. Een koperen ketel kostte 14 gulden; een klok 15 gulden en 50 cent; beide gekocht door zoon Jan Tak; het spinnenwiel werd verkocht voor 60 cent; een tinnen schotel voor 85 cent; een bed voor 12 gulden. Vrouw Collet kocht het telhout voor 85 cent en de blaaspijp voor 1 gulden en  20 cent. Veel van de goederen werden door de eigen kinderen teruggekocht. Met deze verkoop werd het bewogen leven van Maria Huybrechtsen-Frijters afgesloten. Een leven van een sterke vrouw. Een boerin uit de Akkers, de spil van de boerderij waar alles om draaide. Dochter Joanna Vissenberg werd later opgenomen in het gezin van haar halfzus Jacoba van Zundert. Joanna maakte haar testament op 22 april 1840, waarbij zij haar grond aan Cornelis Cas schonk; daarvoor zou zij haar leven lang in de kost kunnen blijven bij haar zus Jacoba en diens man Cornelis Cas.

 

 

3 G.A. Ru. , oud- archief Rucphen , inv.1115

 

 

 

P. Peeters-Veraart

 

Gemeente-archief Rucphen (G.A. Ru.). Rechterlijk Archief (R.A.) Vorenseinde inv. nr. 10, folio 68 e.v.

 G.A. Ru., oud-archief Rucphen, inv. 1115.

 Streekarchief Zevenberg, Etten Leur, notariaat inv. 11, nr. 232.

G.A. Ru., nieuwsbrief Rucphen, inv. 95.

Gemeentearchief Roosendaal (G.A.R.) notarieelarchief (N.A.), inv. 6952, 6 februari 1815.

G.A.R. N.A. inv. 6960, akte 5.

G.A.R. N.A. inv. 6960, akte 154-155-156.

G.A.R. N.A. inv. 6962, akte 146.

G.A.R. N.A. inv. 7022, akte 127.

G.A.R. N.A. inv. 6972, akte 142.

G.A.R. N.A. inv. 6977, akte 100.

Onze Pauselijke Zouaven

Van de meer dan 3000 Nederlandse Pauselijke Zouaven zijn er twee, die in ons dorp gewoond en geleefd hebben. En wel Willem Daas en Jacobus van Meer.

 Eerst een stukje geschiedenis.

 Wat waren Pauselijke Zouaven?

 Italië is eeuwenlang verdeeld geweest in kleine staatjes. En menig keer raakten zij slaags met elkaar. Tussen deze staatjes lag de Kerkelijke Staat. In heel Europa groeide het nationalisme. Zo ook in Italië. De feodale regeringsvormen in de staatjes waren impopulair. Het land vormde een natuurlijke eenheid en er was één taal. Er braken moeilijke tijden aan voor de Pausen Gregorius XVI (1831-1846) en Pius IX (1846-1878).

De eenheidsbeweging onder leiding van Guiseppe Mazzini wenste een republiek met Rome als hoofdstad. Koning Victor Emanuel II van Sardinië wilde koning van heel Italië zijn. Ook in Zuid-Italië stak het nationalisme de kop op. Garibaldi vormde een leger van revolutionaire avonturiers. De Paus werd verzocht afstand te doen van zijn gebieden. Het antwoord van Pius IX was: “Wij kunnen geen afstand doen, want het gebied behoort ons niet, maar aan alle katholieken”.

De pauselijke staat werd van alle zijden bedreigd. In 1860 besloot men tot het oprichten van een pauselijk leger met als kern de beroemde zouaven.

Een oproep in alle landen deed de vrijwilligers toestromen. Er zijn vele veldslagen geleverd o.a. de roemvolle slag van Mentana, waar Garibaldi met zijn leger “roodhemden” werd verslagen.

Het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog bracht het einde. Op 2 augustus 1870 riep Napoleon III, die de Kerkelijke Staat te hulp was gekomen, zijn troepen uit Rome terug. Frankrijk had ze nu zelf nodig.

Toen viel een leger van ± 60.000 Italianen Rome binnen. Het pauselijk leger binnen Rome telde ± 5.000 man. Na korte tijd was er een bres geschoten in de eeuwenoude muur bij de Porte Pia.

De bevelhebber van de pauselijke troepen gaf, op wens van de paus, het vuren te staken teneinde nutteloos bloedvergieten te vermijden. Op de koepel van de Sint Pieter verscheen de witte vlag.

Paus Pius IX nam op 21 september 1870 afscheid van zijn verzamelde troepen. De zouaven keerden teleurgesteld naar hun vaderland terug. Van hun Nederlandse burgerschap beroofd, in hun bestaan vaak achter geraakt, door hun eigen geloofsgenoten meer bejubeld dan vooruit geholpen.

Zelfs toen het algemeen kiesrecht in 1917 kwam, mochten de oud-Pauselijke zouaven toekijken.

 

Nu iets over de pauselijke zouaven

 

Willem Daas werd geboren op 26 april 1840 te Standdaarbuiten, zijn ouders waren Quirinus Daas en Johanna Ossenblok. Samen met zijn vriend Pieter van Breugel meldde hij zich voor pauselijke zouaaf.

Via Oudenbosch arriveerde hij op 20 mei 1869 te Brussel, waar hij gekeurd werd. Op 27 mei 1869 kwam hij te Rome aan. Willem Daas heeft meegestreden in de slag van Rome. Hij ontving later de Bene-Merenti medaille.

Na zijn thuiskomst zal hij wel vlug zijn oude beroep hebben opgenomen, namelijk vlaszwingelen. Niet alleen in zijn geboortedorp, maar in de wijde omgeving oefende hij zijn stiel uit. In die tijd ontmoette hij Adriana van Oers, geboren 22 augustus 1839, te Sprundel, met wie hij op 15 november 1872 trouwde. Zij was de dochter van Cornelis van Oers en Adriana van den Broek.

Het jonge paar vestigde zich aan de Heikant 257 nu Puinbroekstraat 4. Het leven ging niet geruisloos aan hen voorbij. Van de 4 kinderen die in het gezin geboren werden, bleef er maar één leven.

Marijnus, geboren te Sprundel 19 juni 1878. Willem Daas was een blijmoedig mens en genoot extra van zijn stukje spek op vrijdag (de oud-zoaven hadden ontheffing gekregen van de onthoudingsdagen en mochten op vrijdag vlees eten).

Willem is oud geworden en heeft de leeftijd der zeer sterken  bereikt. Hij was 86 jaar toen hij op 9 september 1926 te Sprundel, na maar 1 dag ziek te zijn geweest, overleed.

Onze oud-zouaaf woonde bij zijn zoon Marijn in de Sint Janstraat (nu de familie van de Corput). Adriana van Oers was reeds op 10 januari 1911 te Sprundel overleden.

 

Jacobus van Meer zag het levenslicht op 5 oktober 1834 te Sprundel, als zoon van Antonius van Meer en Dijmphna Cas.

Al vroeg was hij hoofd van een ouderloos gezin. Zijn vader stierf 13 januari 1859 en zijn moeder 20 juni 1859, beiden te Sprundel. Zijn ouders lieten 7 kinderen na, waarvan de jongste nog maar 3 jaar was bij hun overlijden.

Jacobus van Meer werd pauselijke zouaaf op 8 juli 1864 tot 30 juni 1866. Hij tekende nogmaals voor 2 jaar en wel van 6 oktober 1866 tot 15 oktober 1868.

Onze dorpsgenoot streed op 3 november 1867 mee in de slag bij Mentana. Hij ontving hiervoor het Mentana-kruis. Ook later kreeg hij, evenals alle zouaven, de Bene-Merenti medaille. Zijn inschrijvingsformulier vermeldt dat hij 156 cm lang was, blauwe ogen, bruin haar, kleine neus en zijn gezicht ovaal was.

Thuis gekomen zal het wel stil geweest zijn. Geen ouders meer, zusters en broers weg uit Sprundel.

Op 18 december 1868 vertrekt hij uit zijn geboortedorp en vestigt zich te Essen (België) om op de pastorie bij pastoor F.G. Hermans (thans “De Oude Pastorij” Essendonk) alle voorkomende werkzaamheden te verrichten. Hij blijft daar 10 jaar tot 26 augustus 1878.

Vanuit Essen vertrekt hij naar Wouw, om zich te voegen bij zijn zusters en broers die zich daar gevestigd hadden.

Niet lang bleef hij in Wouw, slechts 1 jaar. Antwerpen werd toen zijn woonplaats en het was daar waar hij zijn toekomstige vrouw ontmoette. Maria Catharina Andriessen, geboren 4 november 1841 te Essen (België) als dochter van Adrianus Andriessen en Johanna van Laerhoven. Zij trouwden op 10 april 1883 te Antwerpen.

Het paar ging wonen te Essen, Statiestraat (thans Stationstraat 127). Onze oud-zouaaf had eindelijk weer een thuis.

Twee kinderen kregen zij en wel: Antonius Adrianus, geboren 29 september 1884 en Anna Petronella, geboren 6 september 1887, beiden te Essen.

Ook Jacobus is oud geworden. Hij was in zijn 80ste levensjaar toen hij op 8 september 1914 te Essen overleed. Maria Catharina Andriessen overleefde hem nog meer dan 10 jaar. Zij overleed op 5 februari 1925 te Essen.

 

B. van de Par

 

Bronnen:

 Het Nederlandse Zouavenmuseum Oudenbosch

 Uit het epos der 3000 Nederlandse Zouaven, br. Christofoor

 Gemeente-archief Rucphen

 Gemeente-archief Essen (België)

 Gemeente-archief Wou

 Heemkundekring Essen (België)

 Zr. Baptista, Etten-Leur

 De heer J. Kerstens, Sprundel

 Mevr. Andriessen-Verhulst, Essen (Wildert-België)

 Stadsarchief Antwerpen

Anneke Pieke en het kleinste huisje van Nederland

Uit het Jaarboek 1988, door W. Vergouwen

 

Onder de titel “het kleinste huisje van Nederland” verscheen in het begin van de jaren vijftig in een groot landelijk weekblad een artikel over een huisje wat stond in de Broekestraat te Sprundel en werd bewoond door Anneke van Oers (bijgenaamd Anneke Pieke) en haar gezin. Het rijk geïllustreerde artikel gaf een duidelijk beeld van de omstandigheden waaronder deze mensen woonden en leefden. Niet alleen de landelijke, maar ook de regionale pers, was geïnteresseerd en publiceerde veelvuldig artikelen over dit onderwerp.

Steeds weer opnieuw suggereerde men in deze publicaties over mysterieuze zaken in en om dit huisje. Ook de naaste omgeving, buurt en dorpsbewoners, alsmede mensen uit de omliggende gemeenten waren de mening toegedaan dat er vreemde dingen plaatsvonden.

Zelf woonde ik destijds als kind in de nabije omgeving van het huisje in kwestie. Ondanks mijn nieuwsgierigheid betrachtte ik steeds de nodige voorzichtigheid en hield toch enige afstand in acht. Het lezen van een artikel in het Dagblad de Stem destijds van 7 maart 1953 inspireerde mij, nu 35 jaar later, tot het schrijven van het onderstaand artikel. Ik citeer uit het voornoemd dagblad:

 

“Anneke Pieke, ze is nu 81 jaar oud en ze zal misschien niet lang meer leven, is een heks, zegt men.

Ze komt alleen naar buiten om onrust over het dorp te zaaien, zegt men. Ze stuurt er haar zoon Willem op uit om te gaan schooien, terwijl zijzelf bijna nooit iets gebruikt … zegt men.”

 

Dit gedeelte tekst is slechts een kleine greep uit het totaal van diverse ‘roddels’, verzinsels en aantijgingen die men koesterde ten opzichte van het vermeende ‘rare’ gedrag van Anneke en haar gezin. Een en ander was voor mij een reden te meer om eens nader te onderzoeken waarom deze mensen door de pers en hun omgeving zo werden bejegend. Uit gesprekken met de naaste buurtbewoners bleek men over deze familie weinig informatie te kunnen verstrekken. Over hun herkomst, privé-omstandigheden en vertrek naar elders was nagenoeg niets bekend. Teneinde toch tot een artikel te geraken moesten er noodgedwongen andere bronnen van informatie worden aangeboord om toch enigszins de handel en wandel te kunnen bepalen van Anneke, haar dochter Gonneke (afgeleid van Allegonda) en haar zoon Willem. Met betrekking hiertoe zal ik via de volgende levensbeschrijving hieraan trachten te voldoen:

 

Anneke werd geboren op 9 december 1872 als dochter uit het huwelijk van Johannes van Oers (beroep arbeider) en Wilhelmijna van de Beemt. Zij bewoonden toen een pand, gelegen in de Boterstraat. Na diverse verbouwingen en verwisseling van evenzoveel eigenaren, wordt deze woning thans bewoond door de familie Bartels.

Anneke was het eerste kind uit het derde huwelijk van haar vader. Uit de eerste twee huwelijken van haar vader met resp. Anna Vriends (die op 12 september 1867 op 25-jarige leeftijd overlijdt) en Maria Goossen (overleden op 18 april 1871) behoudt Anneke een half-broer en half-zuster. Het gezin van Oers werd voorts nog verblijd met de geboorte van twee kinderen, te weten: Cornelis, geboren 17 november 1874 en Cornelia, geboren 25 februari 1879. Na haar jeugdjaren doorgebracht te hebben in de Boterstraat verlaat Anneke, ze is dan 13 jaar, het ouderlijk huis en gaat naar Standdaarbuiten, alwaar zij op de boerderij van Jan van Weijgaart als dienstmeisje in loondienst treedt. Het dienstverband duurde slechts zes weken. In de periode van de daaropvolgende zes jaren heeft ze diverse betrekkingen vervuld in Sprundel, Rijsbergen en Etten. Tijdens de kerstdagen in 1892 keert ze weer terug in haar ouderlijke woning. De hoofdoorzaak van deze terugkeer is nagenoeg zeker gelegen in het feit dat zij op 14 januari 1893 in het huwelijk treedt met Petrus Hermus. Deze heeft de leeftijd van 34 jaar en is van beroep arbeider. Hij is een zoon van het echtpaar Willibrordus Hermus en Allegonda Collet. Sinds het overlijden van zijn ouders woonde Petrus alleen in het huisje, gelegen aan de Lokkerstraat (thans Broekestraat genaamd). In een zeer korte tijd verloor Petrus zijn beide ouders. Moeder Allegonda overleed op 14 januari 1892 en zijn vader Willibrordus 16 dagen nadien. Petrus had twee zussen en twee broers die reeds jaren het ouderlijk huis hadden verlaten, zodat Petrus en Anneke als jong echtpaar de woning betrokken.

Dit huisje, zij wisten het toen nog niet, zou later de aanleiding en inzet vormen voor veel publicaties. De levensbeschrijving van Anneke wordt thans even onderbroken om de ‘geschiedenis van het huisje’ de revue te laten passeren.

 

Wanneer omstreeks 1845 Adriaan Rommers, wonende aan de Donk te Etten-Leur, een perceel heide aan Willibrordus Hermus verkoopt, splitst laatstgenoemde dit in twee delen op. Een verdere splitsing resulteerde in: 2 huisjes + erf en 3 perceeltjes.

In 1865 wordt één gedeelte, omvattende een huis (sectie no. 731) + erf en een perceel, verkocht aan Marijnis van Beers te Sprundel. Dit huisje wordt, nadat het van diverse eigenaren was verwisseld, in 1892 gesloopt door de toenmalige eigenaar, te weten: Adriaan van den Maagdenberg. Na het overlijden van Willibrordus Hermus volgde een deling waaruit zoon Petrus het nog bestaande huis (sectie no. 517), erf en twee perceeltjes erfde. Hij verbouwde in 1893 de woning.

 

Op 13 januari 1894 wordt hun eerste kind geboren, een zoon, Willem. Op 8 april 1896 wordt Johanna geboren, maar overlijdt reeds op 3-jarige leeftijd. Anna-Maria, geboren op 30 juni 1901 en Allegonda, geboren op 14 juli 1904 completeren het gezin.

Op 14-jarige leeftijd verhuist Willem naar Etten. Waar hij precies vertoefde of waaruit zijn werkzaamheden bestonden heb ik niet kunnen achterhalen. Hij wordt ‘teruggevonden’ in het archief van de gemeente Heel (Limburg), alwaar hij op 18 maart 1915 is ingeschreven. Twee jaar verbleef hij in het St. Jozefgesticht aldaar. Op 21 juli 1917 keerde hij bij zijn ouders in Sprundel terug,

In 1920 verliet Anna-Maria de ouderlijke woning. Zij trouwde met Marinus Muys in Sint Willebrord en zij vestigden zich in Hoeven. Vier jaar later, 22 maart 1924, overleed vader Petrus. Anneke bleef, maar niet voor lange duur, achter met haar twee kinderen.

Dochter Allegonda trouwde met Geert van Rijsbergen, geboren in Hoeven, woonachtig te Sprundel en van beroep arbeider. Het huwelijk werd voltrokken op 24 juli 1926. In alle vroegte begaf het bruidspaar zich met een geleende kar, getrokken door drie honden, richting het gemeentehuis in Rucphen. Na de burgerlijke plechtigheid ging men terug naar de St.Janskerk in Sprundel alwaar de kerkelijke huwelijksinzegening plaatsvond. Daarna vierde het bruidspaar en de familie zeer uitbundig feest; alle cafés in Sprundel werden met een bezoek vereerd. De feestvreugde, die tot laat duurde, werd toch enigszins getemperd doordat op weg naar huis de veldwachter, in functie, aan het bruidspaar twee processenverbaal uitdeelde, te weten: een wegens openbare dronkenschap en een vanwege het feit dat volgens de wet de hondenkar te zwaar beladen zou zijn geweest.

Toch heeft dit huwelijk niet veel vreugde gekend. Allegonda’s gezonheid liet veel te wensen over. Een dochter Anna-Maria, die op 6 april 1941 werd geboren, overleed 14 dagen later. Om alle tegenslagen te completeren overleed haar man op 48-jarige leeftijd onder zeer bijzondere omstandigheden.

Daarna ontstaat op zeer grote schaal publiciteit over het huisje en zijn bewoners. Vanwaar deze belangstelling in de jaren vijftig? Omstreeks de eeuwwisseling zou ’n dergelijke woning niet opvallend zijn geweest, maar doordat 50 jaar later de woningbouw in al haar facetten veel in kwaliteit was verbeterd, viel het bewuste huisje sterk op.

De heer van Esch uit Etten-Leur, gepensioneerd directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau in voornoemde gemeente, heeft zich als verwoed geschiedschrijver opgeworpen. De heer van Esch heeft destijds Anneke en haar gezin bezocht en heeft naar aanleiding daarvan zijn impressies verwoord in een regionale krant. Hij schrijft ondermeer het volgend over het huisje:

“Het hele geval van nog geen drie meter hoogte lijkt ons een nachronische en pover overblijfsel der Taxandriers. Het dak van stro reikt aan de achterzijde tot niet meer dan een meter boven de grond, waar het rust op een goor grijs gekalkt muurtje ten dele afgedekt met een brede rug stalmest dit waarschijnlijk ter camouflage van barsten en scheuren. De voorgevel al weinig hoger, behalve dat het gedeelte waarvan een raam met een verfloerst gordijn en een wankele deur het vermoeden winnen dat daarachter wel de woonstede zal bevinden.”

 

Aan ondergetekende zijn uit die tijd enkele anekdotes verteld, die onderstaan worden weergegeven:

Het zwervend bestaan, wat Willem leidde, bracht hem grote bekendheid bij boeren en burgers, n.m. in het gebied tussen Zevenbergen en Roosendaal. Hij zorgde uitstekend voor zijn moeder en zuster. Op vele adressen, waar Willem vaak aanklopte, kreeg hij één cent of een appel. Thuis deponeerde hij zijn ontvangen gebedelde centen in een emmer. Geruchten deden de ronde dat vele, met centen gevulde emmers zich in het huisje bevonden, waaruit de conclusie werd getrokken dat zij erg bemiddeld waren. De bakker, petroleumboer, kruidenier en melkman werden altijd met centen voor hun leveranties betaald.

De heer de Rooij, thans 81 jaar oud, vertelt: als eigenaar van een caféwinkelbedrijf aan de Ettenseweg leverde hij nagenoeg tien jaar lang wekelijks 15 flessen (3/4 liter) bier. De betaling vond steeds plaats met nagenoeg alleen centen.

Anneke en haar gezin beleefden hun geloof als zeer gelovig katholiek. Het interieur van hun woonkamer bestond uit kruisbeelden en vele afbeeldingen van heiligen. Steeds op de eerste vrijdag van de maand kwam kapelaan de Bie thuis de biecht horen, wat – beurtelings – plaatsvond in de geitenstal. Daarna werd in de woonkamer de Heilige Communie uitgereikt. Het zou te ver voeren om alle verhalen over deze mensen te boek te moeten stellen, doch zou dit wel geschieden, dan zou een uitgebreid arsenaal de inhoud van een boek zeker evenaren.

 

In 1954 ging Anneke’s (dan 81 jaar) gezondheid achteruit, zo erg zelfs, dat opname in het toenmalige Gasthuis te Etten noodzakelijk en onafwendbaar was. Korte tijd nadien, 5 december 1954, overleed zij. Op 7 december wordt zij, omgeven door haar kinderen, in Sprundel begraven. Uit gegevens van de ‘begraafboeken’ is het mogelijk het graf van Anneke nog terug te vinden.

Door middel van de gezinshulp, die reeds jaren dit gezin begeleidde, konden Willem en Gonneke een ‘kort’ zelfstandig leven leiden. Beiden verhuisden echter op 22 mei 1957 naar het verzorgingstehuis Charitas te Roosendaal.

 

Het huisje zelf vond een triest einde. In 1957 nog werd het door brand verwoest. Het Dagblad de Stem schreef in de rubriek: ‘Brabant van Toen’ het een jammerlijke zaak te vinden dat dit huisje niet is overgebracht nar het Openluchtmuseum te Arnhem.

De verdere precieze levensloop van Anna-Maria, Willem en Gonneke is moeilijk te achterhalen. Anna-Maria huwt in juli 1920 met Marinus Muys. Uit dit huwelijk werd een zoon geboren. Na het overlijden van haar man hertrouwt ze met Paulus Kommer Nagtegaal uit Rotterdam, waar zij zich ook vestigt.

Willem is nog vaak in de regio door vele bekenden ontmoet. Goedlachs en vriendelijk zoals hij steeds was. Het enige verschil was zijn goed verzorgd uiterlijk en zijn ietwat gehavende kledij was vervangen door een goed passend kostuum. Hij overleed op 21 april 1972 te Roosendaal.

Gonneke is nog de enig in leven zijnde uit dit gezin. Zij is thans 84 jaar en leeft goed verzorgd in het verzorgingstehuis De Brink.

 

Wellicht ten overvloede merk ik op, dat door de zeer aparte leefwijze van dit gezin in het dorp in zijn algemeenheid vaak de indruk werd gewekt, dat er sprake was van ‘demonen’ situaties, doch niets is minder waar. Het waren slechts zeer primitieve lieden die op een zeer eigen markante wijze van hun levenswijze uiting gaven.

 

 

BRONNEN:

 Gemeente Archief Rucphen

 Gemeente Archief Prinsenbeek

 Oud-kadaster Gemeente Rucphen

Verkoop en deling bij de familie Jongmans te Sprundel in 1830

Bij mijn speurtocht naar reeds lang verdwenen huizen te Sprundel en de bewoners daarvan, heb ik in de notariële archieven van Etten-Leur en de kadastrale leggers van Rucphen nogal wat informatie kunnen vinden over de boerderij van de familie Cornelis Jongmans. In de oudste kadastrale legger van 1832 wordt deze boerderij vermeld onder sectie F nummer 446 te Sprundel als huis en erf met een oppervlakte van 7 a 40 ca. Ook sectie F 444 boomgaard 10 a 90 ca en F 445 moestuin 3 a 99 ca waren eigendom van Cornelis Jongmans. Zoals U op het bijgevoegd kaartje kunt zien, lagen deze percelen ten zuiden van perceel F 447 moestuin met een oppervlakte van 16 aren behorende bij de oude pastorie F 448 die toen achter de kerk stond, ongeveer op de plaats van het huidige gemeenschapshuis “de Trapkes”. De boerderij van Jongmans stond dus ongeveer op de plaats waar tegenwoordig het Fatimabeeld staat bij de ingang naar het kerkhof. De zeer oude treurbeuk die tegenwoordig nog bij het Fatimabeeld staat stond dus vroeger dus zeer waarschijnlijk op het erf bij de familie Jongmans. Op perceel F447 zijn later de eerste lokalen van de Mariaschool gebouwd. De stippeltjes op het kaartje geven het paadje aan dat vroeger vlak langs de Mariaschool lag en dat uitkwam op de Vorenseindseweg bij Willem Vergouwen, wat veel Sprundelaren van boven de vijftig zich nog goed zullen herinneren.

Cornelis Jongmans, gedoopt op 4 november 1739 te Sprundel was een zoon van Cornelis Adriaanse Jongmans en Maria Huijbregtse van Steen. Hij trouwde 27 april 1777 met Clara Crijns, gedoopt 16 augustus 1760 te Sprundel, dochter van Jacob Willemse Crijns en Anna Janse Lauwen. Cornelis Jongmans is op 15 juli 1818 te Sprundel overleden. Zijn vrouw Clara Crijns overleed eveneens te Sprundel op 15 juli 1830. Er werden in dit gezin zes kinderen geboren. Jacoba, doopdatum 20 december 1778, Cornelia, doopdatum 15 oktober 1780, Anna, doopdatum 10 april 1783, Maria, doopdatum 14 mei 1786, Johannes, doopdatum 13 september 1793 en Johanna, doopdatum 23 november 1797. Voor zover ik heb kunnen nagaan woonde vóór de familie Jongmans de weduwe van Jacob Antonie Tak op deze boerderij. De naam van deze vrouw is mij tot op heden nog niet bekend.

Op 28 maart 1827 kocht Clara Crijns van Cornelis Adriaanse Engelen, landbouwer mede wonende te Sprundel een stede bestaande in huis, schuur en verdere timmerage met werf, hof en huisakker tesamen groot in  erve omtrent 56 aren 77 ca staande en gelegen te Sprundel in het dorp belendende oost Adam van Dijk, zuid de weduwe van Cornelis de Weert en de weduwe Wilhelmus Timmermans, west Jacobus Vriens en noord de straat. De koopsom bedroeg      ƒ 700,- .Cornelis Adriaanse Engelen had dit onroerend goed op 1 september 1825 gekocht van Johannes Andries Francois, veearts, gehuwd met Jacoba Aarts, die kort daarna verhuisd zijn naar Dussen. Op de kadastrale kaart van Sprundel van 1832 worden deze percelen vermeld onder sectie F 468 bouwland, F 469 huis en erf en F 470 moestuin, zie ter verduidelijking het bijgevoegd kaartje.

Op 24 juni 1828 liet Clara Crijns bij notaris Gerardus Adrianus Bakx uit Roosendaal haar testament maken dat luidde als volgt:

Ik, Clara Crijns legateer bij vooruitmaking en met vrijstelling van inbreng aan mijn zoon Johannes Jongmans een huis, schuur met werf, hof en huisakker tesamen groot omtrent 56 roeden 77 ellen staande en gelegen te Sprundel, hetwelk ik heb aangekocht van Cornelis Adriaanse Engelen ingevolge akte gepasseerd voor notaris G.A. Bakx te Roosendaal den 28e maart 1827. Ik legateer mede aan mijn dochter Cornelia Jongmans 63 roeden 87 ellen land genaamd “het voorste leerken” gelegen aan de Kromstraat onder Sprundel, hetwelk mij is aangekomen uit de nalatenschap mijner ouders. Ik legateer ook aan mijn dochter Maria Jongmans, gehuwd met Anthony Timmermans, eerstelijk 63 roeden 87 ellen land genaamd “het achterste leerken” gelegen aan de Kromstraat te Sprundel en 63 roeden 87 ellen weide gelegen onder Etten tot een perceel in “de assenaar” met allen hetgene daar aan of op staat zonder iets te

reserveren, zijnde mij aangekomen uit de nalatenschap mijner ouders. En eindelijk legateer ik aan mijne dochter Jacoba Jongmans 1 bunder 6 roeden 45 ellen bos en weide gelegen in de Gagelrijsen onder Sprundel en hetwelk mij

insgelijks is aangekomen uit de nalatenschap van mijne ouders.

Tot zover het testament van Clara Crijns.

Het huis dat Clara legateerde aan haar zoon Jan Jongmans, sectie F 469, stond op de plaats waar tegenwoordig Kees Heeren woont, Sint Janstraat 84. In ons jaarboek van 1996 op blz 55 heb ik dit huis wat uitvoeriger beschreven. Enkele maanden na het overlijden van Clara Crijns was er op 22 oktober 1830 bij het ouderlijk huis een verkoping van roerende goederen welke bij opbod werden verkocht door notaris Bakx uit Roosendaal. De akte die hiervan werd opgemaakt en die ik in zijn geheel heb overgenomen luidde als volgt;

Den 20e oktober 1830 compareerde notaris Gerardus Adrianus Bakx residerende te Roosendaal, dewelke heeft verklaard dat hij ten verzoeke van de erven van wijlen Clara Crijns, in leven weduwe van Cornelis Jongmans, landbouwlieden wonende te Sprundel, ten sterfhuize van dezelve aldaar op vrijdag den 22e oktober aanstaande des voormiddags om 9 uur zal overgaan tot het verkopen van enige bouw- en melkgereedschappen en verdere roerende goederen de rekwiranten toebehorende.

 

Deze lijst werd opgemaakt met de namen van de kopers, de verkochte goederen en de prijs.

 

Jacobus Wals

Enige rommel ƒ 0.20

Bart Mertens

Enige rommel ƒ 1.20 Een rek F 0.60 Enige rommel F 0.55

Een bijenkorf F 0.25 Een lei F 0.40 Een tinnen kan F 1.30

Een hoender-ren F 0.30

Frans de Bruijn

Enige rommel F 0.15 ,2 stoven F 0.10

Anthony Timmermans

2 tonnetjes F 0.50 Een aarden kan F 0.15 Kan met enige rommel F 0.20

Een gieter F 0.90 Een aarden pot F 0.20 2 zeven F 0.30

Aardewerk F 0.25 Een waspaard F 0.15

Cornelis Heeren

Een koperen ketel F 8.10 Een kruiwagen F 0.40

 

Dingeman van Ginneken

Enige rommel F 0.30

 

Marijn van Vlimmeren

Een vlasbraak F 0.20 Een waterpot F 0.70

Weduwe Willem Timmermans

Enige vlegelgeerden F 0.35 Een aarden pot F 0.25 Enige rommel F 0.15

Een tonnetje F 0.70 4 borden F 0.30 6 tinnen lepels F 0.40

Een schuimspaan F 0.80 Een kist rommel F 0.20

Een tonnetje met as F 0.55

Jan Jongmans

Een mand en een zak F 0.45 Een ijzeren pot F 0.60 Een zeef F 0.35

2 koffieketels F 1.60 2 kandelaars F 0.70 1 schotel F 0.30

6 borden F 0.70 1 waterpot F 1.00 1 bijl en hakmes F 0.75

1 waspaard F 0.10 1 klok F 4.70

Jan Hoppenbrouwers

1 aarden pot F 0.25 Een lepelrek F 0.30 Enig aardewerk F 0.30

6 borden F 0.60 Enige rommel F 0.65

Jan Konings

2 schalen F 0.45 2 schotels F 0.40

Marijn Timmermans

1 aarden pot F 0.25 6 borden F 0.55 6 borden F 0.65

6 tinnen lepels F 0.45 6 vorken F 0.40 Tinnen mosterdpotje F 0.40

Een kastje F 2.00 Een partij hooi F 1.20

Marijn van Ginneken

Een aarden pot F 0.15

Pieter Brouwers

Enige rommel F 0.20

Jan Vergouwen

Een koffie ketel F 0.95

Cornelis Suijkerbuijk

Een zeef F 0.25

Cornelis Rampart

Een lei F 0.75

Wilhelmus Timmermans

Een tinnen bord F 1.10

Hendrik Aarts

6 borden F 0.50

Adriaan v/d Maagdenberg

Een waterfles F 1.60

Adriaan van Praat

Een bijl F 1.20

Cornelis Vissenberg

Enige rommel F 0.35

Cornelis Sijmens

Een paar bedgordijnen F 0.85

Marijn Meesters

Een vuurijzer F 1.80

Weduwe Adriaan van Oorschot

Enig theegoed F 0.20

Jacoba Clement

Een stoel F 0.70

Leendert Koenen

Een mand met garen F 050

Adriaan Kuijstermans

Een kastje F 1.70

Huijbrecht de Rooij

Een kastje F 2.70

Jan Marisse

Een ijzeren komfoor F 0.10 2 tinnen borden F 0.60

2 tinnen borden F 0.60

Cornelis Commissaris

4 flessen F 0.25 6 borden F 0.35 6 borden F 0.20 Een partij mest F 4.10

Wouter de Jong

Enig aardewerk F 0.20 6 borden F 0.50

Josephus de Bakker

2 stoven F 0.20 3 schotels F 0.40

Hubertus de Rooij

Enig aardewerk F 0.15 4 borden F 0.35 6 tinnen lepels F 0.30

Een tafel F 1.00

Cornelia Jongmans

6 borden F 0.27 Een suikerpot F 0.35 Een waskuip F 0.70

Faas de Bruijn

6 vorken en 3 lepels F 0.30

Adriaan Tak

6 messen F 0.30 Een partij stro F 1.00

Jan Collet ( veldwachter )

6 vorken F 0.45 Een vleesblok F 0.35

Willem van Oorschot

Een bed F 39.00 Een houten bakje F 0.60

 

Bedragende de totale som van deze verkochte goederen ƒ 110.10.

 

Dit was dus de verkoop van de roerende goederen.

 

Op 26 november 1830 verzorgde notaris Bakx in het café bij Jan Jongmans de eerste zitdag van de verkoop van de onroerende goederen, waarvan de akte luidde als volgt:

Voorwaarden waarop Gerardus Adrianus Bakx openbaar notaris residerende te Roosendaal, hoofdplaats van het kanton van die naam, arrondissement Breda provincie Noord-Brabant in tegenwoordigheid der hierna te noemen getuigen ten verzoeke van Anna Jongmans, huisvrouw van Marijn Timmermans, timmerman, Jacoba Jongmans weduwe van Willem Timmermans, landbouwster, Maria Jongmans, in huwelijk met Anthony Timmermans, landbouwman, Cornelia Jongmans, particuliere, Johannes Jongmans, bouwman en herbergier en Johanna Jongmans, particuliere, allen wonende te Sprundel gemeente Rucphen kanton van Roosendaal voornoemd zal overgaan tot het houden van den eersten zitdag ter voorlopige veiling en provisionele schatting van de hierna beschreven vaste of onroerende goederen de rekwiranten voornoemd aangekomen uit de nalatenschap van wijlen hunne moeder Clara Crijns in leven weduwe van Cornelis Jongmans den 15e juli dezes jaars 1830 te Sprundel voornoemd overleden.

Omschrijving der te verkopen goederen:

Eerste koop: Een huis, schuur en verdere timmeragie uitgezonderd het ovenhuis en de bijenkasten, met hof en erve tesamen groot Nederlandsche maat ruim 14 roeden 19 ellen staande en gelegen achter de kerk te Sprundel voornoemd belendende oost Cornelis Oomen, west en zuid Leendert van de Sande en noord de pastorie van Sprundel.

 

Tweede koop:  Een perceel zaai- en bosland gelegen onder Sprundel in de kwade heiblokken, groot 56 roeden 77 ellen belendende oost de weduwe van Jacobus van de Sande, west en zuid Jan Jongmans en noord de weduwe Cornelis Tak en de weduwe van Steen.

 

De eerste koop werd ingezet door Adriaan de Bakker bouwman wonende te Sprundel, voor de som van ƒ 455,-

De tweede koop door Jacoba Jongmans, weduwe van Willem Timmermans voor de som van ƒ 170,- Getuigen hierbij waren de twee veldwachters, Jan de Rijk, wonende te Rucphen en Jan Collet, wonende te Sprundel.

 

De 2e zitdag en finale verkoop werd op 10 december 1830 weer gehouden in de herberg van Jan Jongmans. De eerste koop werd verhoogd tot ƒ 475,- door Leonardus van de Sande, bouwman en herbergier te Sprundel. Daar dit bedrag door niemand meer werd verhoogd werd deze dus eigenaar van deze koop.

De tweede koop werd ook door niemand meer verhoogd en zodoende werd dus Jacoba Jongmans eigenaresse van het perceel zaai- en bosland gelegen in de kwade heiblokken voor ƒ 170,-

Het huis sectie F 446 werd enkele jaren daarna gesloopt door Leonardus van de Sande. Samen met de percelen F 444 en F 445 werd dit toen sectie F 1171 bouwland met een oppervlakte van 22 aren 29 ca, hetwelk later is verenigd met de daar omheen liggende percelen waarvan Leonardus van de Sande ook eigenaar was. Na de familie van de Sande werd Jacobus Commissaris eigenaar van deze grond. Deze schonk in 1909 hiervan een gedeelte ter grootte van 72 aren aan de R.K. parochie van de H. Johannes de Doper te Sprundel. Het grootste gedeelte hiervan werd gebruikt als begraafplaats.

In 1945 liet Pastoor Maertens, die daarbij zelf ook flink de handen uit de mouwen stak, het Fatimapark aanleggen met daarin het monument met de beeltenis van O.L.V. van Fatima. Op 25 april 1948 werd dit alles ingezegend. Ook werd in die tijd de begraafplaats uitgebreid en er kwam een processiepad omheen met daarin de 15 geheimen van de rozenkans. Het Fatimapark met in het midden de Sint Jansberg was vooral in de vijftiger jaren het middelpunt bij de vieringen van het Sint Jansfeest op 24 juni. Op deze dag ging men dan in processie naar de Sint Jansberg waarop een altaar was geplaatst en de H. mis werd opgedragen. Door de scouting waren dan op en rondom de berg prachtige figuren gemaakt van gekleurd zaagmeel en bloemblaadjes. In de meimaand werd er ’s avonds bij het beeld van O.L.V. van Fatima een rozenhoedje gebeden waarbij altijd zeer veel mensen aanwezig waren.

In de zestiger en zeventiger jaren geraakte het Fatimapark een beetje in verval. Dankzij het werk van koster Wim van Oorschot en een groepje vrijwilligers liggen het park en de begraafplaats er tegenwoordig weer keurig netjes bij en kunnen de mensen na een wandeling door dit mooie park even rusten op de bank bij het Fatima-monument, de plaats waar twee eeuwen geleden de boerderij stond van Cornelis Jongmans en Clara Crijns.

 

 

  1. Heeren.

 

Bronnen: Notariële archieven van Etten-Leur en Roosendaal.

               Schepenbank Etten-Leur.

               Registers van bevolking en burgerlijke stand Rucphen.

               Kadastrale leggers gemeente Rucphen.

               Boek Sprundels bos / Fatimapark.    Juni 1985.

Fragmenten uit de eerste wereldoorlog (1914-1918)

Waarschijnlijk waren de meeste inwoners van Sprundel tot augustus 1914 niet op de hoogte van de onrustige internationale politieke situatie die uiteindelijk een wereldoorlog tot gevolg zou hebben. De onstabiele situatie in Europa ontstond door de steeds groter wordende politieke en economische tegenstellingen tussen de grote mogendheden in Europa. Begin 1914 vormden zich twee kampen: Oostenrijk-Hongarije en Duitsland tegenover Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië. De moord op aartshertog Frans-Ferdinand, de beoogd troonopvolger van de keizer van Oostenrijk-Hongarije, en zijn echtgenote  was uiteindelijk de aanleiding die in midden-Europa een vreselijke wereldoorlog zou ontketenen.

 

Ondanks de neutrale positie van België en Nederland, raakten zij toch betrokken bij dit conflict. Vooral België werd ongewild meegesleept in de oorlog. De oorzaak was dat in een ultimatum Duitsland een vrije doorgang door België eiste om het Franse leger te verhinderen via België Duitsland binnen te vallen. België weigerde echter op 3 augustus 1914 aan deze eis te voldoen. Een dag later vielen Duitse legereenheden België binnen via het noordoosten van de provincie Luik. Een goed getraind en bewapend Duits leger wist binnen enkele weken grote stukken Belgisch grondgebied te veroveren.

 

In de nacht van 7 op 8 oktober 1914 kwam de stad Antwerpen in de vuurlinie van het Duits offensief te liggen. Mede vanwege het uitermate gruwelijk en gewelddadig gedrag van de Duitse soldaten vluchtte het Belgische leger (40.000 soldaten) de stad Antwerpen uit, de bevolking onbeschermd en angstig achterlatend. Het gevolg was dat er in de regio Antwerpen nog eens 1 miljoen mensen op de vlucht sloegen richting het nog veilige Nederland.

 

Op 1 augustus 1914 werd het Nederlandse leger gemobiliseerd. Ook een klein dorp als Sprundel werd daardoor geconfronteerd met het begin van de eerste wereldoorlog. De Sprundelse mannen tussen de 20 en 36 jaar die ingeschreven stonden bij de militie en landweer moesten zich melden op hun kazerne. Korte tijd later kwamen in Sprundel vele militairen van elders om  ingekwartierd te worden en Belgische vluchtelingen die een veilig onderkomen zochten. Dit alles maakte ons dorp tot een totaal andere samenleving dan voorheen.

Deze tijdelijke verandering in de Sprundelse samenleving wordt geïllustreerd door een keur aan fotomateriaal uit de periode ‘14-‘18 dat in ons fotoarchief aanwezig is. De aanwezigheid van dit materiaal heeft een doorslaggevende rol gespeeld bij mijn beslissing om met dit artikel een beeld te willen geven over een groot aantal aspecten van de Sprundelse samenleving uit die tijd.

 

Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog in augustus 1914 telde Sprundel ongeveer 1500 inwoners. Een dorp omringd door voornamelijk boerenbedrijfjes met als middelpunt de St. Janskerk waar pastoor Petrus Lips en kapelaan Petrus Stoop zorg droegen voor de zielenrust van hun parochianen.  

 

 

 

Aanzicht Dorpstraat (thans St. Janstraat)

 

Één van de vele aanzichtfoto’s van de Dorpstraat (thans St. Janstraat) die vlak na de mobilisatie is gemaakt. Opvallend op de meeste van deze foto’s uit die tijd zijn de vele militairen die op straat te zien zijn.

Links op deze foto staat de marechaussee-kazerne, op B31a woonden marechausse Cornelis Nieuwland met zijn vrouw en dochter, In het andere gedeelte van de kazerne (B31b), waren ook nog drie marechausse’s woonachtig, Petrus van Hoof, Leendert Blaazen en Abraham Korsten. Gezien de grote van dit overheidsgebouw werden kort na de mobilisatie een groot aantal militairen in dit gebouw ingekwartierd.  

De woonhuizen aan de rechterkant werden in 1914 (van voor naar achter) respectievelijk  bewoond door: Cornelis Verdiesen met zijn zusters Maria en Dymphna. Daarnaast de familie van der Smissen-Kuijstermans, over dit gezin en woonhuis later meer. In het volgende huis woonden Marijnis Monsieurs en zijn vrouw Aldegonda Tak met hun twee dochters. Daarnaast  weduwe Adriana Koenen-Hendriks met haar vier zonen en één dochter. Weduwe Petronella Voeten-Konings haar zoon Adrianus en kostganger Adrianus Hendrikx waren de volgende bewoners.De voorlaatste woning werd bewoond door Cornelis Cas zijn vrouw Catharina Goetstouwers en schoonmoeder (van Cornelis) Johanna van Aart. Het achterste huis (thans “’t Lekker Plekske”) was van de familie van de Sande-Hoppenbrouwers met hun zeven dochters en twee zonen.

 

Goed te zien op deze foto is dat de straat voor de helft verhard was met maaskeien, terwijl de andere helft zandpad was. Het verharde gedeelte was bedoeld voor de boerenkarren met paard die met enige regelmaat door de Dorpstraat reden én voor het enige automobiel wat op 28 oktober 1914 in de gemeente Rucphen geregistreerd stond. Het was een Clement Broger, en de eigenaar van dit automobiel was Dokter H. Koch uit Rucphen. Vrachtauto’s waren toen in onze gemeente niet aanwezig.

 

 

St. Vincentius-Gesticht

 

Dit klooster werd in 1868 gesticht en vanaf die tijd bewoond door de zusters van de St. Vincentius-stichting. De ongeveer dertig zusters in dit klooster stelden zich ten doel de Sprundelse gemeenschap ondersteuning te verlenen in gezondheidszorg, religie en vooral het kleuter- en meisjesonderwijs. In hun kloosterkroniek lazen wij uit de jaren tijdens de eerste wereldoorlog.de volgende fragmenten:

 

1914

Grote Europese oorlog!

Mobilisatie! ‘s Nachts om 1 uur kwamen enige soldaten, moe gemarcheerd bij ons aan om in de oude scholen te slapen. Zelf moesten ze nog stro bij de boeren gaan halen. Eén hunner was zo overstuur van heimwee en vermoeienis, dat hij hier in stuiptrekkingen neerlag. Hij werd afgekeurd en kon naar Tilburg teruggaan.

Enige dagen later werd de zolder boven de nieuwe onderwijsschool gerequireerd en dokter v. Moorsel uit ‘s Hertogenbosch had een ziekenzaal nodig. Zo hadden de zusters slechts 2 lokalen voor ‘t onderwijs soms ook niet één. De zolder boven deze school werd, liefst onder schooltijd, wel eens gebruikt voor repetitielokaal voor ‘t concert. Op zekere dag waagde Sr. Philomena, die de sergeant naar boven had zien gaan, ‘t toch maar eens en tippelde ook naar boven. Ze kwam met het verzoek nog een half uur te wachten met de hele repetitie. ’t Waren goede Limburgers! ‘s Avonds was de zolder danszaal. De ziekenoppasser die op de grote spreekkamer de verzorging der patiënten waarnam, moest ook elke avond naar die danszaal om warme voeten te krijgen. De kleine spreekkamer was toen bureau voor de schoenreparaties. De garderobes ‘aangebouwd ‘ aan de oude school werden gebruikt als washuis voor de soldaten. Ja, we zaten er toen ook flink en mooi in! Maar …. toén was het allemaal eigen volk !

(Bewaarschool 69 kinderen.  Lager Onderwijs 105 leerlingen.)

 

1915

Er werd in de school een leke onderwijzeres aangesteld, de eerste in Sprundel. Er was, o zo’moeilijk een kosthuis te vinden. In heel korte tijd volgenden elkaar op: Juffr. Brouwers, Victoire Bogaers, Marie Wever en nog een andere juffr. uit Roosendaal. Ook een nieuw hoofd der school Sr. Damienne-Verheijen. Een van de Zusters, later verplaatst, schreef over deze tijd: Ik heb bij mijn werken in Sprundel altijd ondervonden, dat de mensen daar eenvoudige, goed gelovige Christenen waren, die met de Zusters meewerkten voor het welzijn der kinderen  enkele uitgezonderd, die ze liever lieten verdienen, dan naar de school te sturen. Op school zagen de kinderen er zindelijk uit, maar thuis was het anders. Dokter Vermast uit Etten zei: “Zusters U moet hier in Sprundel wat beschaving zien te brengen – al leer je ze alleen maar hun huizen en de bedden der zieken wat beter te verzorgen. Ik zie ze dikwijls met hun hoofden in ’t kaf liggen. Hierbij de anderen niet te ná gekomen, want er zijn toch veel nette mensen en kinderen op school, die men door een ringetje kan halen! De tijd van zwarte mutsjes en netjes, van donkere schortjes en kleedtjes is zachtaan voorbij gegaan. De boeren en ook de burgerij zijn ons, Zusters genegen. Dit blijkt vooral bij gelegenheid van ’t varkens slachten en als de kippen weer eieren beginnen te leggen. Dan delen ze graag aan ons mee.

Reeds jaren kwijnde Sr. Pia- van Gijsse, hoofd van de school alhier, geen goede zorgen hebben haar leven langer kunnen rekken. Zij stierf in de ouderdom van 41 jaar, het 21 ste jaar van haar H. Professie-22 juni ’15. Hier op ’t kerkhof begraven, links v.d. kruisberg.

(Bewaarschool 86 kinderen.

Hoofd der school Sr. Damienne- J.v. Rijen Lager Onderwijs 124 leerlingen.)

 

1916

Dit jaar heeft een H.Missie plaats gehad, geleid door de ZEW. Paters Doens en Rotier, Redemptoristen. In 1909, na het bouwen van ’t nieuwe Zustershuis en de daarop volgende jaren, werd steeds meer de leegte op de Kapel aangevoeld. Een van de Zusters schrijft: Jammer, dat we de grootste Schat voor een klooster, n.l. “Ons Heer” niet op het kapelletje krijgen. Ei ndelijk dit jaar is dit voorrecht verkregen van Z. Exc. Mgr. Hopmans. D.Gr.

De kapel, die vroeger er nog kaaltjes uitzag is gemeubileerd met altaar, communiebank ene door Mej. Antonia Bierwagen te Dongen, zuster van een van onze  zusters. Zij heeft daarvoor ƒ 1500 geschonken. Krachtens volmacht van Mgr. Hopmans heeft Pastoor Lips de kapel plechtig gewijd op 21 november.

(Aantal kinderen in de onderwijsschool 130, in de bewaarschool 70 á 80.)

 

Foto: Bewaar en meisjesschool van de zusters St. Vincentius- stichting 1916

 

Voorste rij v.l.n.r.: twee onbekenden, Sander Verlaar, Willem Aarts, Willem Aarts (Chr.z.), Marinus Boomaerts, Nico de Wild, Jan van de Sande, Wim Daas, Piet Vergouwen, onbekend en Jan Clarijs.

2e rij: Mien van den Maagdenberg, gebr. Koevoets ?, Willem Verlaar, Cor Verlaar, Jaai Aarts, Neli Hezemans, Trien Kools, Sjo Antonissen, tussenin Sjaak Daas, Marie Lazeroms, onbekend, met witte kraag: Marinus Boomaerts en onbekend.

3e rij: Cor Vergouwen, Marie de Regt, Wies Herijgens,  … Herijgens, Jan Vergouwen, Joke Vergouwen, met bord: Anneke van der Smissen, Kee van den Broek, onbekend, Stien Coremans, Kee Braat, Kee van den Broek, Marie Roovers, twee onbekenden en Trui van Zundert.

4e rij: Zr. Godefrida, Ciska van der Smissen, Kees van der Smissen, …. van de Luytgaarden, To van de Luytgaarden, Neli Kerstens, Anneke van Oers,  Jan Ros, Naan Aarts, onbekend, Naantje Daas, onbekend, Mien van Zon, Kee van Ginneken, Sjo Heeren en Zr. Anastasia..

Bovenste rij: Marinus Voeten, Nelly Voeten, Naan Clarijs, Naan Oostvogels, Gonneke Hermus, Kee Ros, Rika Vergouwen, Trui Koevoets, Dien van Dijk, Ant. van den Broek, Pietje van den Broek en Anneke van den Broek.  

 

 

1918    

In 1918 heerste in ons land een kwaadaardige ziekte, de Spaanse griep genoemd, die vele slachtoffers eiste. Hier in ons huis is Sr. Godefrida er aan bezweken, de enige zuster in onze Congregatie. 15 Nov. overleed onze beminde Medezuster Sr. Godefrida-v. Ostaaij in de ouderdom van 35 j. het 14e jaar hare H. Professie. ’t Was ’n groot verlies voor ons huis. Sr. Godefrida had een hart van goud, ze was voor iedereen even gedienstig en voor de kleintjes in de bewaarschool, haar kleintjes een en al offervaardigheid en liefde. Hier op ’t kerkhof is H. Eerw. begraven niet ver van Sr. Pia. Den 21e Nov. was het 50 jaar geleden, dat ’t St. Vicentiusgesticht door de Zusters van ’t Jozefgesticht te Etten werd aangenomen en bediend. Het herinneringsfeest is vanwege het droevig overlijden van Sr. Godefrida niet 21 Nov. maar 26 Dec. op 2e kerstdag gevierd.

(Bewaarschool 60 kinderen  Lager Onderwijs  127 leerlingen.)

 

Regelgeving van overheden

 

Vanaf de mobilisatie op 1 augustus 1914 werd het gemeentebestuur Rucphen overspoeld met regelgeving vanuit het Ministerie van Oorlog om maatregelen te treffen ten aanzien van de oorlogssituatie die in de omringende landen was ontstaan. Zaken zoals huisvestiging van  Belgische vluchtelingen en inkwartiering van militairen waren twee van de vele problemen waar het gemeentebestuur een oplossing voor moest vinden.

 

Sprundel werd direct na de mobilisatie overspoeld met militairen die ingekwartierd moesten worden. In oktober van 1914 kwamen hier nog de vele Belgische vluchtelingen bij die op zoek waren naar een veilig heenkomen. Zoals in de meeste dorpen en steden in de regio nam ook een groot aantal gezinnen in Sprundel vluchtelingen in huis. Het aantal vluchtelingen wat gedurende de maand oktober 1914 in onze gemeente werd opgenomen en verpleegd was 3000 (bemiddeld) en 2616 (onbemiddeld). Bemiddeld waren de vluchtelingen die hun verblijf geheel of gedeeltelijk zelf konden bekostigen. De onbemiddelde vluchtelingen waren voor hulp geheel  afhankelijk van de particulieren en/of overheidsinstellingen.

 

Enkele dagen nadat de eerste grote stroom vluchtelingen in onze gemeente was geariveerd, vertrok er weer een groot aantal naar elders. Nadat de stad Antwerpen in Duitse handen was gevallen keerden sommige vluchtelingen schoorvoetend naar hun woonplaats terug. Ook werden er in ons land kampen ingericht om de nog grote aantallen vluchtelingen onder te brengen.

 

1100 gulden was het bedrag wat de gemeente beschikbaar had om de vele nog achtergebleven onbemiddelde Belgische vluchtelingen op te vangen. In dit bedrag waren niet inbegrepen het verstrekken van logies, eetwaren, kleding, enz., welke door de bewoners aan de behoeftige vluchtelingen zo weldadig werden geschonken. In een brief van de gemeente Rucphen aan de commissaris van de Koningin in Noord-Brabant word er o.a. melding van gemaakt dat de houding van de bevolking ten opzichte van vluchtelingen goed was. Van de 202 gezinnen waar de vluchtelingen onderdak vonden werd er in een enkel geval dubbeltjes maken (dit is een oud-Hollandse uitdrukking waarmee profiteren van of winst maken bedoeld wordt) geconstateerd. Op 31 december 1914 verblijven er in Sprundel nog maar 15 Belgische vluchtelingen bij wie ‘na gedane navrage niemand aan iets behoefte heeft’.  

 

 

Fam. van IJzendijke uit Antwerpen.

Belgische vluchtelingen ’14-’18 vonden onderdak bij de Fam.v.d. Sande in de  Noorderstraat

 

 

De familie van de Sanden-de Jong boden onderdak aan de gevluchte familie IJzendijke uit Antwerpen. Willem van de Sanden en zijn vrouw Catharina woonden in de Noordstraat (thans Noorderstraat) in een boerderijtje met hun zes kleine kinderen (waaronder Janus van de Sanden van de Munnikendijk). De familie IJzendijke een gezin wat bestond uit vader, moeder, vier dochters en één zoon verbleven negen maanden lang bij de familie van de Sanden. Tot in de jaren ’70 hadden beide families nog regelmatig contact met elkaar. Op de foto staat de familie IJzendijke uit de jaren ’20, vader die op de foto ontbreekt was intussen overleden.         

 

 

Inkwartiering van de militairen in Sprundel

 

 

Ingekwartierde militairen met en voor het woonhuis van de familie van der Smissen-Kuijstermans  (op aanzichtfoto Dorpstraat: 2e woonhuis rechts van voor).

De man met de pet is Sjef van der Smissen (1871 – 1947). Zijn vrouw Kee Kuijstermans

(1878  – 1967) staat met hun dochter Mien (1912 – 1973) op haar arm. Het kind bij de liggende soldaat is zoon Piet (1907 – 1991) en het kind met muts is zoon Marijn (1909 – 2002). Van de soldaten die waarschijnlijk ingekwartierd waren bij de familie van der Smissen zijn de namen niet bekend.

In dagblad BN/de Stem verscheen op 6 april 1999 een artikel over de belevenissen van Toon Segers. De in 1888 geboren Alphenaar trok tijdens de eerste wereldoorlog met zijn 17e regiment infanterie in deze regio van plaats naar plaats. Hij legde  zijn ervaringen en ontdekkingen vast in een dagboek. Ook maakte hij schetsen van mensen die hij ontmoeten. Hier volgen enkele fragmenten uit dit dagboek:

“Een voordeel was er aan dat soldaat zijn, dat je overal kwam. Als burger zou je niet gauw zoo ver van huis gaan”.

 

De oorlog van ‘14-’18 opende de wijde wereld voor Toon Segers, dienstplichtig mobilisant. Ook bezocht Toon met zijn regiment Sprundel, hierover schreef hij in zijn dagboek:     

  

”… van Wernhout ging het naar Sprundel, links van de rijksweg tussen Etten en Rukvensheike. Met een klein groepje werden wij ingekwartierd bij Van der Smissen. Daar sliepen we ook weer op den zolder op een strozak. Die strozakken kwamen met de troep mee denk ik, want ik geloof niet dat Van der Smissen zoo rijk was om al die linnen stroozakken zelf aan te schaffen. Hij was een arme kleermaker en ik geloof ook niet dat hij veel werk had. Hij dronk nogal eens een borreltje. Hij was voor de tweede keer getrouwd en had een groote dochter en kleine kinderen. Maar het waren goede menschen en die dochter was  een ijverig, vlot meisje. De tekening van Sprundel maakte ik achter het huis van Van der Smissen. De drie soldaten zaten op een bank tegen de muur achter een een tafeltje. Van der  Smissen ging staan tegen de muur op de hoek van een aanbouwke. De grote dochter staat bij de deur van het aanbouwke met de breikous in de hand. Ze had mooi lichtblond haar.

De  huisvrouw staat met de kleinste op den arm bij de deur van de gang en nog een kleine zoon staat bij de soldaten aan het tafeltje. Ze wilden allemaal op de tekening staan. Ze lijken wel niet zo precies, maar de kleeding en de houding heb ik zo trouw mogelijk weergegeven. In Sprundel hadden we ook weer grenswacht, de grens was bijna een uur gaans van het dorp….”

 

 

De schets die Toon Segers bij de familie van der Smissen maakte waar hij tijdelijk was ingekwartierd

 

Financiële vergoedingen

Het dorp Sprundel werd in de loop van augustus 1914 geconfronteerd met een invasie van vele honderden militairen die in scholen, boerenschuren of bij particulieren ondergebracht moesten worden. Bewaking van de Belgische grens was de opdracht voor al die militairen die in het grensdorp Sprundel ingekwartierd waren. Voor het inkwartieren van deze militairen en/of het leveren van goederen kreeg de bevolking een vergoeding. De hoogte van deze vergoeding was wel afhankelijk van de rang van de militair. Volgens het inkwartieringsbesluit van 27 augustus 1892 (staatsblad 214) ontvangt de kwartiergever voor soldaat of onderofficier (zonder voeding) ¦ 0,20 per dag. Voor officier of een hoofdofficier respectievelijk moet ¦ 1. en ¦ 1,50 per dag worden vergoed. Het inkwartieren van een hoger in rang staande militair bracht meer geld op dan van een lager in rang staande militair. In ruil voor de hogere vergoeding kregen de hoger geplaatste militairen dan ook veel meer comfort. Zo iemand sliep bijvoorbeeld alleen op een kamer in een “normaal” bed, terwijl de gewone soldaat met een groot aantal anderen op een zolder of in een schuur op een strozak sliep.

 

De vergoedingen waren dikwijls aanleiding tot conflicten. Diverse keren wordt er melding gemaakt van het onterecht innen van gelden voor het inkwartieren en/of het leveren van goederen aan de militairen. Correspondentie tussen de gemeente Rucphen en diverse onderdelen van het ministerie van oorlog geven schaarse informatie over dat het met de vergoedingen niet altijd pluis was: Enkele voorbeelden zijn:

 

Uitgaande correspodentie van den Burgemeester  

 

22 september 1914

Gedeelte brief gericht aan Kantonement Commandant.

“Ernstig vermoeden omtrent het opdrijven van koolprijzen voor de werken der militairen in Sprundel. Een verloopig onderzoek heeft ons er toe gebracht althans voorlopig niets te betalen”

 

6 februari 1915

Gedeelte uit brief gericht aan Kolonel Com. de 11 infanterie Brigade te Leur.

“ Mijn vaste overtuiging is, dat de kwartiergevers toch nog veel meer hebben ontvangen, dan hun wettig toekwam. In boerenschuren lagen toen 40, 50 tot 60 mensen op den vloer met een bos stro zonder lakens, dekens of wat ook en daarvoor werd  8-10 tot 12 gulden per dag uitbetaald.

 

22 maart 1915

Een requistrant (kwartiergever) tekende bezwaar aan bij het ministerie van oorlog tegen een te kleine vergoeding die hij ontvangen zou hebben voor het verlenen van onderdak aan een officier. In een daaropvolgende brief werd de burgemeester van Rucphen door de Brigade Commissaris van Bergen op Zoom verantwoording gevraagd over de klacht van de requistrant.      

Gedeelte uit brief van de Burgemeester gericht aan de Heer Kolonel Brigade Commssaris te Bergen op Zoom

“ Requistrant ontving voor huisvesting van officier van 12 augustus af laat ik zeggen ¦ 230. Ik heb te Sprundel één jaar gewoond en betaalde voor een heel huis met tuin per jaar ¦ 100. Die vergelijking is wel niet zuiver maar zegt toch wel iets…”

 

In de loop van 1915 verlieten de meeste militairen Sprundel en werden de scholen weer volledig in gebruik genomen voor het reguliere onderwijs van de Sprundelse kinderen.  

Een ingezonden krantenbericht uit de Grondwet (24 september 1915) onder het pseudoniem v.R. namens het bevoegd gezag in Sprundel, stelt het gebruik en/of misbruik van vergoedingen ter discussie. De onderstaande tekst is letterlijk uit het krantenbericht overgenomen.

 

Zoo vergaat de heerlijkheid der wereld.

Sprundel 24 Sept. Men schrijft ons van bevoegde zijde uit Sprundel:

 

Stil is het in onze Dorpstraat, doodstil. Meer dan een jaar lang waren we een garnizoensplaats. Het dreunend gerammel van de kannonen, het helder getiktak van hoefijzers op de dorpsklinkers het van alles te onderscheiden kort afgebroken schuifelend gedons van een voorbij marcheerende troep, het opstaan en slapen gaan op het geschetter van den trompet; ’t is alles voorbij. ’t Is zo stil in ons dorpken. Een telefoonpaal zonder draad, een half zwart berookte keuken, een kaal gelopen terrein, hier en daar, een kookketel met drie poten, een of geen oor en gesprongen deksel, dat wekt nog zoo nu en dan de herinnering aan die drukke tijden. Ten minste van buiten, maar binnen in de woningen is men aan ’t centen tellen. Een boel centen zijn met die soldaten binnen komen rollen en ieder ving er zoo wat van op en nu is men zoo stilletjes bij de petroleumlamp aan ‘t stapelen. Er zijn menschen die altijd wat te reclameren hebben, die ook midden in ’t veen op een turfje zien,  die een gegeven paard met een vergrootglas in de bek kijken, die wijzen op een wormstekige, als men hun een mand appels cadeau geeft; maar de groote hoop is tevreden met den oogst. Een fout is ‘t dat onze burgerij dien militairen nooit iets aangeboden heeft. Een prijs bij een militair spel of wedstrijd, een traktaatje in de cantine waren wel aardig geweest als bewijs van erkentelijkheid van waardering. Dat zou er beter ingegaan zijn dan sommige krenterige reclames over een ding van geen betekenis.’t Kan toch niet ons eigen schuld zijn, dat we zoo in eens verlaten blijven zitten. En nu alles stil is, nu de herbergen weer leeg zijn, komt er plaats voor de tafelrondte om de gewenste dorpszaken te bespreken. Vanzelf komt dan de dure tijd en daarmee het dreigend te kort op de tafel en op het bed en in de kleerkast van de arme. En dan, het steuncomité, dat weer helpen zal, geleerd door ondervinding, zelfs beter dan verleden jaar. Het Kon. Nat. Steuncomité te Amsterdam, vraagt een gulle bijdrage van hen die door den toestand een extraat verdienden. Sprundel, houd u nu goed, toon, dat ge het genoten voorrecht waard zijt nu niet om dat laatste kwartje, dat ge misschien nog te vorderen hebt. Sputter nu niet tegen alles en nog wat, maar maak een nuttig gebruik van uw mobilisatie-buitenkansje, een nuttig gebruik ja, maar niet enkel en alleen voor u zelf.

 

 

Sprundelse militairen.

 

Op 20-jarige leeftijd bereikten de mannen in Nederland de dienstplichtige leeftijd. Van de gemeente waarin zij woonachtig waren ontvingen zij  een oproep voor de keuring. In de gemeentearchieven zijn diverse registers over dit onderwerp terug te vinden. Na het inschrijvingsregister volgt het keuringsregister, waarna het lotingsregister duidelijkheid geeft welke mannen echt de dienstplicht gingen vervullen. Van het totaal aantal mannen dat gekeurd werd, werd ongeveer 50% direct afgekeurd. Opvallend hierbij is dat de minimale lenge van 1,50 meter voor velen al niet haalbaar was, wat direct afkeuring tot gevolg had. De meesten die gekeurd werden hadden een lengte die lag tussen 1,50 en 1,70 meter. Het aantal ingelijfde militairen dat jaarlijks nodig was, was ruimschoots minder dan het aantal wat goedgekeurd werd. Het grootste deel van de resterenden die niet in dienst hoefden, werd vrijgesteld  wegens broederdienst, een opleiding tot of verkondiging van het geestelijke ambt of kostwinnerschap. Daarna volgde nog een loting om tot het aantal miliciens te komen wat voor dat jaar nodig was.

 

Sprundelse militairen in Numansdorp

Staand v.l.n.r. Sjef van de Sande (van ’t Klokske), onbekend, Piet van Oers en Frits Hermans.

Liggend: Diel Wijnings uit St. Willebrord, later werd hij directeur van de rozenkransfabriek op St. Willebrord, onbekend, en Jan Koenen.

 

De militie-diensttijd werd vastgesteld op zes jaar. Meestal duurde de overgang van militie naar landweer zeven á acht jaar. Voor de eerste oefening bleef de milicien acht en een halve maand in de kazerne. Na zijn klein verlof kwam hij nog tweemaal op herhaling, waarmee niet meer dan zeven weken gemoeid waren. Als de wettelijke diensttijd bij de militie was beëindigd, ging de dienstplichtige over naar de landweer. Tot de landweer behoorden, behalve de afgezwaaide miliciens, onder- en officieren van het reservepersoneel en een aantal vrijwilligers. De theoretische diensttijd duurde vijf jaar, maar in de praktijk hoefde men slechts enkele dagen door te brengen in de kazerne.Tot slot was er de landstorm. Het was een sluitstuk van het Nederlandse leger en diende als reserveleger, dat in oorlogstijd kon worden opgeroepen. Dit onderdeel bestond uit twee groepen, de geoefenden en de ongeoefenden. De eerste groep waren diegenen die hun diensttijd bij de militie of landweer hadden afgerond. De tweede groep bestond uit vrijgestelden bij militie of landweer. Daarnaast was er nog een groep vrijwilligers die zich bij de landstorm aansloot. Bij de mobilisatie op 1 augustus 1914 werden er negen militie- en zeven landweerlichtingen (die in leeftijd varieerden van 20 tot 36 jaar) opgeroepen. De landstorm werd een jaar later opgeroepen.

 

Ook de Sprundelse miliciens en landweerplichtigen werden op 31 juli 1914 door de gemeente Rucphen opgeroepen tot algemene mobilisatie. Een aantal van geboorte Sprundelse militairen die zich  waarschijnlijk op 1 augustus 1914 bij de kazerne van hun onderdeel hebben aangemeld zijn in onderstaande lijst vermeld. De gegevens van deze militairen zijn overgenomen uit de lotingsregisters gemeente Rucphen voor de militie vanaf 1898 tot 1914. Alleen de personen bij wie in dit register is vermeld wanneer men is ingelijfd, bij welk onderdeel, overgang naar de landweer en ontslag uit dienst zijn in onderstaande lijst opgenomen. Informatie over welke Sprundelse militairen zich daadwerkelijk bij hun kazerne aangemeld hebben tijdens de mobilisatie op 1 augustus 1914 was niet te achterhalen. Het is echter wel vrijwel zeker dat een groot aantal van de onderstaande mannen hierbij waren:

 

Jacobus van der Sande geboren 18 april 1878  

Zoon van Cornelis van der Sande en Maria Cas   

Ingelijfd bij militie 1 maart 1898  

 

Petrus Hesemans geboren 24 december 1881       

Zoon van Adrianus Hesemans en Maria Beun

Ingelijfd bij militie 14 maart 1901.

 

Jacobus van Meer geboren 18 juni 1881

Zoon van Franciscus van Meer en Johanna van Oers

Ingelijfd bij militie 14 maart 1901

 

Marinus Schuijbroek geboren 3 december 1881

Zoon van Cornelis Schuijbroek en Adriana Hendriks

Ingelijfd bij militie 14 maart 1901

 

Jan Koenen geboren 26 februari 1883   

Zoon van Adrianus Koenen en Dimphna Hendrikx

Ingelijfd bij militie 13 maart 1903

 

Jozef van de Zande geboren 6 september  1884

Zoon van:Adrianus van de Zande en Julia Smeyers   

Ingelijfd bij militie 18 maart 1904.

 

Piet van Oers geboren 19 februari 1884

Zoon van Cornelis van Oers en Johanna van Oers:

Ingelijfd bij de militie 30 maart 1904

 

Adrianus Koenen geboren 6 maart 1884

Zoon van Jacobus Koenen en Adriana Hendrikx

Ingelijfd bij militie 8 maart 1904

 

Frits Hermans geboren 31 december 1885

Zoon van Cornelis Hermans en Elisabeth Lucassen

Ingelijfd bij militie 16 mei 1905

 

Cornelis Kools geboren 12 juli 1886

Zoon van Jacobus Kools en Jacoba Konings

Ingelijfd bij militie 2 maart 1906

 

Petrus Woestenberg geboren 14 maart 1887

Zoon van Wilhelmus Woestenberg en Elisabeth Clement (s)

Ingelijfd bij militie 15 maart 1907   

 

Arnoldus Kerstens geboren 1 november 1887

Zoon van Marijn Kerstens en Johanna van Lijssen  

Ingelijfd bij militie 15 maart 1907

 

Adriaan v/d Maagdenberg geboren 24 april 1888  

Zoon van: Jan van den Maagdenberg en Anna Maria van Oorschot

Ingelijfd bij militie 17 maart 1908

 

Adrianus van Zundert geboren 1 december 1888

Zoon van Dingeman van Zundert en Cornelia van Oosterbosch

Ingelijfd bij militie 19 mei 1908

 

Hendrikus Evers geboren 23 september 1888

Zoon van Cornelis Evers en Helena v/d Lindeloof

Ingelijfd bij militie 25 mei 1909

 

Johannes Kools geboren 22 september 1889  

Zoon van: Jacobus Kools en Jacoba Konings

Ingelijfd bij militie 28 september 1909

 

Adrianus van Oers geboren 7 januari 1889  

Zoon van: Cornelis van Oers en Johanna Roovers

Ingelijfd bij militie 25 mei 1909

 

Jacobus Hendrickx geboren 12 april 1889

Zoon van Jacobus Hendrickx en Cornelia Sijmens

Ingelijfd bij militie 4 maart 1909

 

Johannes Kerstens geboren 26 januari 1890

Zoon van Jacobus Kerstens en Johanna Voermans

Ingelijfd bij militie 8 maart 1910

 

Antonius Janssen  geboren 3 september 1891  

Zoon van: Leonardus Janssen en Catharina van Oers

Ingelijfd bij militie 29 september 1911

 

Gerardus van Dijk  geboren 18 april 1892   

Zoon van Jan Baptist van Dijk en Anna Potters

Ingelijfd bij militie 24 september 1912

 

Adrianus Vissenberg geboren 7 juni 1892

Zoon van Hendrik Vissenberg en Maria van den Broek

Ingelijfd bij militie 24 mei 1912

 

Marinus de Bont  geboren 6 maart 1893   

Zoon van: Adrianus de Bont en Hendrika Aarts

Ingelijfd bij de militie Middelburg 20 januari 1913

 

Jacobus Evers geboren 11 juni 1893

Zoon van Jacobus Evers en Willemijna de Peijper

Ingelijfd bij militie Vlissingen 20 januari 1913

 

Augustinus van Breugel geboren 12 september 1893

Zoon van Augustinus van Breugel en Hendrika de Kruif.

Ingelijfd bij militie 2 oktober 1913

 

===============================================================

 

 

 

Marie Hermans (Zr. Alfonsa), herinneringen uit haar kinderjaren.

 

Marie werd geboren op 18 september 1918 als dochter van Alfonsus Hermans en Petronella van Dorst. Haar geboortehuis stond op het “kruispunt”. Bij het zien van onderstaande foto kwamen de herinneringen uit haar kinderjaren terug:

 

Deze foto dateert uit de mobilisatietijd ’14-’18, d.d. 22 september 1914

Bovenste rij: Oom Peet Hermans, Anna van Ginneken (zij overleed op 6 maart 1920,  26 jaar oud als dochter van Antonius van Ginneken en Anne Marie Vergouwen), Frans Vergouwen (Drie Zwaantjes), tante Louise Hermans en onbekend.

Onderste rij: Grootmoeder Betje Lucassen, Janus van der Smissen, een zoon van Jef van der  Smissen, die het bakkersvak bij grootvader leerde, hij woonde later met Jan en Naan van der Smissen in een winkel net voorbij de jongensschool (thans St. Janstraat 131 A)  en onbekend (hij heeft het blad de “avondster” vast). De twee onbekenden zijn waarschijnlijk commiezen die tijdelijk bij de familie Hermans woonachtig waren.

In die tijd waren bij Cornelis Hermans en zijn vrouw Betje Lucassen inwonend hun drie zonen Peet, Frits, Fons en dochter Louisa, vier kommiezen, twee Belgen: Joseph en Louis Nelen en een pleegkind: Frans Aufmesser uit Wenen (Oostenrijk).

 

Marie zette haar jeugdherinneringen (uit begin jaren ’20) op papier over het woonhuis van haar grootouders wat stond in de Dorpstraat (thans Hofstraat 1) waarin woonhuis, café, winkel en bakkerij waren ondergebracht.

 

Het oude huis

Men kwam binnen via een portaaltje. Daarboven zat in een kooi ’n tortelduif. Links waren de ramen. Daar zat de oude bakker Koenen vaak een borreltje te drinken, doordat hij zo beefde ging zeker de helft over de rand. Twee stoelen naast elkaar, dan een tafel waaraan Clara Vergouwen en Emile de Weert nog al eens zaten. Rechts hing tegen de muur een landkaart van Nederland, waarop ik met een keu de provincies en steden aan wees. Verder rechts was een deur naar de slaapkamer van tante Louise. In het midden van het café stond een biljart. Dan kwam rechts het trapje naar het bovenkamertje. In een bedstee lag daar oom Peet ziek te zijn. Meestal zat grootmoeder op ’n stoel naast ’t bed. ’s Avonds werd daar het rozenhoedje gebeden. Oom Frits en tante Louise hadden ’n stoel. Onze Kees en ik hingen op ’t trapje en zeiden op tijd: bid voor ons. Na de litanie kwam ’n lange reeks aanroepingen door oom Frits:

Eerst de familieheiligen:

Onze vader en Weesgegroet t.i.v. de Heilige Cornelis, daarna volgde opnieuw het onze vader en weesgegroet en dan opnieuw een Heilige naam van een familielid, Elisabeth, dan weer een onze vader en weesgegroet, de heilige familienamen die altijd vernoemd werden waren Johannes, Petrus, Fredericus, Alfonsus, Aloysius, Franciscus, Antonius,Rochus en Donatus.

 

Onder het bovenkamertje was een vrij grote kelder waar nogal eens water in stond. Als de brandweer moest oefenen kwamen ze die kelder leegpompen. Aan weerskanten van de pomp 2 mannen die de zuigers op en neer bewogen. Het brandspuithuisje stond achter de kazerne. Daar was een dubbele poort naast die kazerne waar de grote pomp doorheen kon.

Voorbij het bovenkamertje was de toog, met een spoelbak en waarop glazen en flessen stonden, haaks op die toog stond de piano. Er boven hing een kaart van Europa. Voor de toog naast het bovenkamertje een klok, die sloeg en met ’n paardje erboven op. In de rechtermuur voorbij de kachel was een raam waardoor je kon zien wie er in de winkel kwam. Tegenover de toog waren twee ramen met elk een tafel ervoor, daardoor kon je kijken onder het afdak. Daar stond ’t olievat met pomp. Ant.Verkooijen pompte de “bromolie” op in een literkan  en goot die door een trechter in de oliebus van de klant. Er hing aan de muur een kooi met een merel erin. Onder dat afdak door ging je naar de winkel, waar van alles verkocht werd. Snoep uit glazen stopflessen, beschuit, koek, handvegers, bezems, tabak, pruimtabak (Fop)  en zangzaad. Een unster om het gewicht in de balen te wegen en een weegschaal met koperen schalen waren ook in de winkel aanwezig. Voor het winkelraam naast de deur voor de klant waren ook nog schappen. Naast de piano was een deur die je naar de keuken bracht. Rechts, de platte buis. Op het vierkante onderstel kon je voeten verwarmen. In de pot werd van alles gestookt. In dat vuur werden o.a. ijzers verhit die in een strijkijzer gingen. Op de platte buis werden pannen verwarmd. In ’t stookgat stond altijd een ketel water. Verderop tegen die muur was ‘de spin” met dagelijkse benodigdheden: suikerpot, zoutvat, peperbus enz. In ’t café: jachtschilderijen die door onze Belgische familie zijn meegenomen. Een schilderij met alziend oog: God ziet mij en ‘n antieke tabakspot. Beide zijn meegenomen door Dr. Kok toen hij kwam kijken of oom en tante naar het bejaardenhuis konden. Een tondel om solfersstekskes aan te  steken. In de keuken op de schouw Delftsblauwe borden met Napoleon erop.Richting België vertrokken.

 

Boven de keukenkachel zaten in de zolderbalken spijkers om worsten en hammen te hangen om te drogen. Naast de keukendeur was een raam met een eettafel eronder, dan volgde de waterpomp met zwengel en een bak om af te wassen. Onder de  tafel stond grootmoeders stoof met test. Tegenover de kachel stond ’n hoge kast voor linnengoed en zo en stolpen erop. Daarnaast een veel lagere kast met oliestellen en een weegschaal erop. Dan was er aan die kant een deur naar de bakkerij met een oven en de krikkenbus. Een lange ijzerenhaak met houten handvat om die krikken in die bus te schrapen. Die krikken kwamen van de takkenbossen die men in het houtkotje stookte om de vloerstenen van de oven heet te maken, waarop later het brood moest bakken. Men bakte, grof brood, wit brood, rogge brood, beschuitenbollen en franskes.

 

Heb ik geschreven over “Thomassen”. Dat deed je eind december (29e ) iemand buiten sluiten, die niet binnen mocht alvorens iets te beloven. Grootmoeder beloofde ieder jaar een krentenbrood wat we met nieuwjaar kregen als we het nieuwjaarversje hadden opgezegd. In de bakkerij was een trap naar de zolder. Vooraan de straat had oom Peet zijn kamerke met een donkere kast waar hij foto’s ontwikkelde. Dan een groot open deel voor oom Frits. Achter de bedstee onder het schuine dak stond een kist waarin wij niet mochten kijken. Boeken van oom Peet o.a. een van Zola stond op de index!!

Bij de trap ‘t “knechtenkamerke” die knecht sliep daar toen niet meer. Er stonden dozen met kanten schortjes van tante Louise en oude gordijnen. Wij sierden ons daarmee op om processie te houden. Eerst naar het zomerhuis-prieel achter in de lange tuin. Daar celebreerde onze Frits het Lof. Dan over een vlonder naar de “Rooie poort” (die zwart was) en dan over katershof naar het kruis waar wij woonden. Omdat ook wij thuis een café hadden  moest ik van Door van der Smissen aan Boetje limonade gaan vragen. Gazeuse in een kogelflesje. Naast de poort waarmee je op het erf kwam lag nog een reep grond tegen Verdiezen aan. Daar stonden witte bessen. Als je uit de bakkerij kwam langs de achterdeur was er links een plee. De planken van het vloertje ervoor lagen los, want daarlangs moest die leeggeschept worden. ‘k Vond dat belangrijk. ’n Beetje verderop was het “misputje” met een kornoeljeboom er tegenaan. Een soort langwerpige kersen, kwamen eraan. In de schuur naast de winkel werd gedorst. Er stond een kafmolen. Daar was ook het geitenstalleke. Er stond ook ’t gerij.

Achter het zomerhuis was een sloot en daarachter een veld met frambozen. Daarachter weer naar de Binnenpad toe ’n driekantig stuk grond dat de Polder werd genoemd, met zwarte bessen voor de veiling die gingen in grote ronde manden. Frambozen in houten tubs en aardbeien in gevlochten mandjes (sips).  In de tuin was verder allerhande fruit; appels, peren pruimen, penningen, noten, witte druiven tegen de muur van de schuur , niet groot maar wel lekker.Het paardje stond in ’n houten kooi t.o. het keukenraam. Daar was ook het varkenskot. Tegen de hof van Janus van der Smissen stond het “olifantenhok”. Recht t.o. de achterdeur van de bakkerij ’n soort draaibare houten kast waar oom Peet in lag bij goed weer.  

Marie Hermans, Zr. Alfonsa.

===============================================================

 

Herinneringen uit de jaren ‘14-’18 door Jan Kerstens  1912-2000

De soldaten gingen in die tijd graag voor het vermaak naar café Het Heydenhof (thans Oosteindseweg 77  richting Pannenhoef). De uitbater was in die tijd Co Evers. Hij was gehuwd met Wilhelmina de Pijper (zij was toen al overleden). Het gezin Evers had vijf kinderen: twee dochters, Coos en Anneke en drie zonen, Pierre, Co en Marijn.

 

Van horen zeggen zou in de St. Janstraat (waar vroeger de kinderen van Koulil hebben gewoond) een wachthuisje hebben gestaan (ook wel schildershuis genoemd). “Schilderen” is het op wacht staan van een militair.

 

Door de gemeente werden in december 1914 voedselketels en keukens gekocht en gratis aan het leger ter beschikking gesteld. Waar Naan Commissaris gewoond heeft (St. Janstraat/ Hertogstraat), stond in die tijd een boerderijtje waar op het erf een “keukenwagen” heeft gestaan. De militairen die in Sprundel ingekwartierd waren konden hier hun eten halen.

 

Soldaten die Jan zich nog kan herinneren uit oorlogsjaren ‘14-‘18 die niet in Sprundel zijn geboren maar later in Sprundel zijn komen wonen:

 

De Sprundelse militair Sebastiaan van Gastel was ingedeeld bij de infanterie en gelegerd in de plaats Ooltgensplaat. Op 31 augustus 1914 werd hij tijdens het afroepen op het appèl onwel en overleed ter plaatse. Sebastiaan was geboren in Oosterhout en woonde in het huis waar thans Gerard Vergouwen (St. Janstraat 63) woont. Sebastiaan werd 34 jaar oud, hij is in Sprundel begraven.

 

Filibertus, Adrianus de Jong,  geboren 14 juni 1893 Etten  

Zoon van Cornelis de Jong en Johanna Hermus

Ingelijfd bij militie-infanterie 11 augustus 1914

Filibertus de Jong huwde later met Elisabeth van Ginneken uit Zundert.

Hun woonhuis stond in de Dorpstaat (thans St. Janstraat op no.139), uit dit huwelijk werden 18 kinderen geboren.

 

 

Waltherus Romme, geboren 3 augustus 1898 Fijnaart.

Was gehuwd met Leentje Aarts en woonde op de boerderij waar nu Dré Peeters woont, hoek St. Janstraat/Omgangstraat.

 

Willem Broeren, geboren 26 februari 1893  Den Dungen.

Was gehuwd met Adriana van Alebeek woonde ruim 40 jaar in de Dorpstraat (thans apotheek De Doper) en was al die jaren koster te Sprundel.

 

Adrianus de Leeuw, geboren 6 juli 1885  Oosterhout

Was gehuwd met Johanna van Nispen, hij was slager van beroep en woonde in de Dorpstraat (thans St. Janstraat 47).

 

Adrianus van Heck geboren 9 mei 1890 Driel

Was gehuwd met Adriana van Ginneken, hij was winkelier in de Dorpstraat (thans St. Janstraat 49).

 

Na afloop van de eerste wereldoorlog in november 1918 konden de inwoners van Sprundel terugkijken op een onrustige en onzekere periode waarin de Sprundelse gemeenschap   . gelukkig gespaard is gebleven van het extreem oorlogsgeweld wat onze buurlanden wel moesten ondergaan.

Ons rest de mooie oude foto’s en verhalen van ooggetuige uit die tijd waarvan er niet veel meer in leven zijn. Reden te meer om de gegevens die nog uit die periode van de Sprundelse geschiedenis bekend zijn in dit jaarboek vast te leggen.  

 

Bronnen:

Gemeente archief Rucphen

A.M.P. Kleijneld, Gemobiliseerde militairen in Tilburg tijdens de Eerste Wereldoorlog. 1983 Kroniek Zusters Vincentius-stichting Sprundel 1914/1918

Dagboek”De wereldoorlog van Toon” 1914/1918

 

Met dank aan:

Mw. Segers-Verboven Breda

Dirk Vellenga BN/De Stem

Zr. Alfonsa (Marie Hermans)

Ad Heeren Sprundel  

 

Wim Vergouwen